Hoofdstuk 2

chris: gezellig. mike: CHRIS. chris: wat mike: laat ook maar. nikita: die kennen we nog niet en ze wijst naar de jonge achter de pc. dan kijkt de jonge van achter de pc op en zegt: wie zijn dat? chris: dat zijn nicky en nikita. de jonge: ow okey ik ben eric. nicky: aangenamt ik ben nicky. eric: dat wist ik al. jared: je wist toch niet wie wie was. erci: dat is waar. nicky: wij gaan naar onse cabine. de jongens; wij hebben nog geen cabine. nikita: dan gaan jullie toch zoeken. mike: als je het maar wacht chris. chris: ik zeg nog niks. en nicky en nikita lopen weg. nicky en nikita zitten in hun cabine als er opeens iemand binnen komt lopen. aiden en chris staan in de deur opening. nikita: ook hallo. aiden: halo. en gaat er bij zitten. chris: wie kan er kaarten?? iedereen: ikk. chris: pesten? nicky: is goed hoor en ze gaan pesten.
*bij de ander jongens*
mike zit in ze cabine met jared craig matt eric. mike: wie heeft aiden en chris gezien. craig: ben je hem nu al weer kwijd? mike: ben hem niet kwijd weet allen niet waar hij is. jared: hij is hem dus kwijd. mike: okey ik ben hem kwijd. matt: hoe vaak raak jij je broetje op een dag kwijd. mike: genoeg. craig: dan ga je hem nu zoeken. mike staat op en gaat zoeken. dan klopt mike op de deur van nicky en nikita en loopt naar binnen. nicky nikita aiden en chris zitten nog te kaarten. mike: hebben jullie chris nikita: gezien ja. mike: chris de laatste keer. nicky: kom er anders ook gewoon gezellig bij zitten. mike: ik moet het goede voorbeelt geven aan me broertje chris. nicky: dat hoeft niet en ze zet mike op een stoel neer. aiden: doe je mee met kaarten. mike: NEE. nikita: wat ben jij toch weer vrolijk.