Part 8
Felicia:
Het volgende moment vliegen er drie schimmen op me af.
Ik gil geschrokken en duik weg.
Een van de drie vliegt op de andere twee af en vloert ze meteen. Daarna komt hij op mij af.
'Alles in orde?' vraagt hij zacht.
Ik weet niet wat te doen en maak voor de zekerheid een muur tussen ons twee.
Zelfs in het donker kan ik de jongen nog zien grijnzen.
'Doe de moeite niet!' sist hij. 'Ik ben veel sterker dan jou. En ik ben hier om je je krachten te leren.'
Ik kijk hem verbaast aan, maar laat de muur niet los.
Er ramt, net zoals op het marktplein iets hard tegen me aan en ik verlies de grip op de muur.
Happend naar adem laat ik me vallen, maar de jongen vangt me op.
'Hoe heet je?' vraagt hij, met zijn gezicht op maar enkele centimeters van het mijne.
Ik voel het bloed naar mijn hoofd stijgen, maar lieg dan toch: 'Anne.'
'Lieg niet!' schreeuwt hij, terwijl hij me woest een klap in mijn gezicht geeft.
Evi:
Ik zit nog steeds tegen die boom aangeleund. Mijn ogen zijn rood van de tranen. Opeens hoor ik iets er is hier nog iemand! Snel kruip ik de boom in. Mijn handen en voeten vinden als vanzelf de plekken waar ik me kan vastgrijpen. Ik besef het niet eens. Ik denk maar aan één ding: niet Gustav en Georg. Laat het hen niet zijn. Tot mijn opluchting komt er even later een jongen van mijn leeftijd onder me door. Maar geen Gustav en Goerg. Hij loopt verder. Gerustgesteld klim ik uit de boom. Dit gaaat helemaal niet zo goed meer en ik val met een harde smak tegen de grond. Ik sta terug recht en kijk in de verbaasde ogen van die jongen van daarnet. Even kijken we elkaar verschrikt aan. Dan lijken we allebij te beseffen dat de ander geen kwaad in zin heeft. "Heb jij hier iemand gezien?" vraagt de jongen me. "Nee," antwoord ik. "waarom?" "Ik zoek mijn broer ik ben bang dat hij weer iets dom uit gaat halen" ,antwoord hij. "ik zoek mijn zus die..." verder kom ik niet. Opeens grijpt de jongen mij vast en duwt me de weg af. "He, wat..." ,begin ik. Hij legt zijn hand tegen mijn mond. Toen zag ik het ook Gustav en Georg die scheldend en vloekend langskwamen. "Hadden we dat heksje bijna te pakken kwma die moordenaar ertussen." vloekte Gustav. Even bleven ze staan, daarna liepen ze verder. Met een zucht liet ik de lucht uit mijn longen ontsnappen. "Bill" ,zei de jongen. "Felicia" ,zie ik gelijktijdig. "Ben jij de zus van die..." "Ben jij de broer van die..." Meer zijden we niet. "Kom laten we ze gaan zoeken. ik maak me zorgen over Felicia." zei ik, pas toen ik het gezegd had voelde ik dat het waar was. Ik was mijn boosheid en verdriet opslag vergeten toen die twee jagers passeerde.
Er zijn nog geen reacties.