Cold, Black Feathers
Liza stampte haar laarzen af op de mat. ‘En? Wat gevonden?’ Dat vroeg haar vader altijd ook al verwachtte hij er nooit echt veel van. ‘Er sluipt iemand rond in het park! De sporen zijn nog vers!’ ‘In het park?’ Haar vader stopte met het invullen van zijn formulieren en draaide zich om. ‘Waar?’ ‘Het eerste bankje!’ ‘En waarheen is die persoon gegaan?’ Liza aarzelde. ‘Dat weet ik niet,’ gaf ze toen toe. ‘Hoe bedoel je je weet het niet?’ ‘De sporen stopten bij het bankje.’ ‘Weet je dan wel zeker dat het een mens was? Misschien was het een beer die gewekt is uit z’n winterslaap.’ ‘Nee! Zeker geen beer! De voetsporen waren net iets groter dan die van mij. En volgens mij heeft een beer geen schoenen!’ ‘Een beer zeg ik je!’ ‘Géén beer!’ ‘Een beer.’ ‘En waar denk je dan dat die beer heen gegaan is? Er waren geen sporen meer!’ ‘Vast in het meer gesprongen.’ ‘Het ijs was niet kapot!’ ‘Er ging mist boven het meer, dat heeft je vast verwart.’ ‘Het was geen beer!’
Hier kon Liza nu echt niet tegen! Waarom geloofde hij haar niet! Oké, het klonk maf maar het kon niet anders!
‘Ik ben héél zeker dat het géén beer was, papa.’ ‘Hoe wil je het anders gaan verklaren? Mensen kunnen niet zomaar weg vliegen, liefje.’
Het leek alsof Liza door de bliksem werd geraakt. Vliegen! Veren! Die veren op het bankje!
Gehaast holde Liza het hutje weer uit en stormde het park weer in. ‘Liza!’Liza reageerde niet op het geroep van haar vader en rende haastig verder. Ze vond het bankje in no time. De sporen waren nu nog slechts ondiepe kuiltjes. En de ovaal waar de man had gezeten was ook haast onherkenbaar. Maar de veren, de veren lagen er nog wel. Voorzichtig pakte Liza ze op. De veertjes voelde zacht maar koud aan. Ze waren redelijk wat groter dan donsveertjes maar kleiner slagpennen. Deze moest ze aan haar vader laten zien.
Op de terugtocht brulde de wind de longen uit z'n lijf. Haar jas blies open en haar muts vloog bijna van haar hoofd. Haar rode haar kwam vanonder haar muts piepen en sloegen haar in het gezicht. Bijna verloor ze haar evenwicht. Het scheelde geen haar of ze viel in de sneeuw.
'Pap!'
'Waarom rende je weg, Liza? Ik schrok me dood.'
'Voor deze.' Liza haalde de 3 veren uit haar jaszak en toonde die aan haar vader.
'Waar heb je die vandaan?' vroeg haar vader verbaast.
'Van het bankje,' antwoordde ze. 'Wil je er eens naar kijken?'
'Ja, tuurlijk. Geef ze maar.'
Ze overhandigde ze aan haar vader.
Na er een paar tellen te hebben naar gestaart, ze te hebben omgedraait en gehuiverd te hebben toen hij over de randen wreef, draaide hij zich weer om naar zijn ongeduldige dochter.
'En?'
'Liza, waar heb je die vandaan?'
'Pap, je valt in herhaling. Dat vroeg je al. Ze komen van het bankje vlakbij de voetsporen.'
Haar vader trok zijn wenkbrauwen samen.
'Wat?'
'Kom hier eens naar kijken.' 'Okééé...' Zuchtend kwam ze dichterbij.
'Waarom? Wat is er zo vreemd aan?'
Hij wees naar de punten. 'Hé! Die uiteinden zijn róód!' riep ze verbaast uit. 'Van wat voor rare vogel zijn die?'
'Liza, Zo'n vogels bestáán niet!' 'Hé!? Hoe bedoel je?'
'Ik bedoel dat deze veren ontzetend NEP zijn!' 'Maar, ze zien er zo echt uit.' 'Dat vind ik ook maar ze zijn niet echt.'
Liza begreep er er NIETS van! Waarom liep er nu iemand met zo'n maffe veren rond op een afgesloten park? Een dronken carnavalsgek?
Dit moest ze uitzoeken...
Reageer (1)
<3333333333333333
1 decennium geleden