Chapter 37. You were there for me, I'll be there for you
Justins pov:
Nadat ik wat bij het cafetaria heb gehaald loop ik naar buiten. Terwijl ik mijn broodje opeet denk ik na wat Faith me vroeg. Geloof ik wel dat ze het overleefd? Nadenkend loop ik over het parkeerterrein. Ik kijk even omhoog en ik zie het raam van de kamer waar Faith ligt. Ik zie vanaf beneden de zijkant van haar gezicht. Dan draai ik me weer om en loop verder. Het begint al donkerder te worden en de lantaarns gaan aan. Ik trek mijn capuchon nog over mijn hoofd, voor het geval iemand mij herkent. Ik eet mijn broodje verder op en gooi het papiertje dat erom heen zat weg. Opeens word de het geluid van ritselende bladeren doorbroken door hard gepiep. Ik draai me op om te zien waar het geluid vandaan komt. Ik zie alleen nog maar grote felle koplampen en een felle pijn schiet door mijn lichaam. Dan word ik weggezogen in de duisternis.
Om me heen is het donker en doodstil. Een kille wind waait langs mijn lichaam. Opeens staat er een figuur voor me. Het draagt een grote zwarte mantel dat alles bedekt. Een klauwachtige hand grijpt mijn kin vast. 'Er is nu niemand meer die jou of haar kan redden.' De stem die onder de mantel vandaan komt is rauw en vol haat. 'Wat ben je?' vraag ik. 'Heeft je moeder je nooit geleerd vreemden met u aan te spreken? Nee, natuurlijk niet. Ze heeft nooit tijd gehad voor de opvoeding, omdat ze zo jong was. Je vader heeft trouwens ook nooit naar je omgekeken.' Woest kijk ik het figuur aan. 'Laat mijn ouders hierbuiten. Ik ken je niet eens, dude.' Een koude lach snijd door me heen, en gek genoeg komt hij me bekend voor. De pijn die de lach veroorzaakt word steeds sterker en sterker. 'Stop!' gilt iemand. De pijn stopt even en ik val op de grond. Iemand rent naar het donkere figuur toe, maar mijn zicht is wazig dus ik kan niet zien wie het is. 'Neem mij in plaats van hem,' smeekt ze. Dan herken ik de stem. Het is Faith. Weer de harde gemene lach. 'Ik weet het goed gemaakt, liefje. Ik dood hem eerst en dan ben jij aan de beurt!' Doden. Dat ding wilt ons dood hebben! maar waarom? Faith begint te snikken en zakt door haar knieën. Ik kruip haar kant op. 'Blijf bij haar uit de buurt!' schreeuwt het "ding". Het voelt opeens alsof het stormt. De wind probeert me weg te blazen, bij Faith vandaan. Maar ik houd vol en kruip dichter naar haar toe. Ik pak haar vast. 'Als ik voor iemand zou moeten sterven, dan was het voor jou.' 'Maar ik wil niet dat je doodgaat,' snikt ze. 'Ik wil voor altijd bij je zijn. Ik houd van je.' Mijn hart vergeet even te kloppen en ik kijk haar verbaasd aan. Dan knuffel ik haar. 'Ik houd ook van jou,' fluister ik. Het "ding" begint te schreeuwen en te krijsen. 'Ik krijg jullie nog wel!' schreeuwt het. Dan word ik weggezogen.
Ik probeer mijn ogen te openen en knipper een paar keer door het felle licht dat me tegemoet komt. 'Gelukkig, je bent wakker,' zegt iemand. Ik zie Chaz naast het bed zitten waar ik in lig. 'Waar ben ik?' vraag ik. 'In een ziekenhuisbed. Je bent aangereden op het parkeerterrein door een of andere man, wiens vrouw net was overleden. Hij had het verdriet proberen te verdringen door te gaan drinken,' antwoord Chaz. Was dat van net allemaal een droom? Ik kijk naast me en mijn ogen vinden die van Faith. Ze twinkelen. En ik weet dat het meer was dan een droom.
Reageer (2)
susie verder susie verder!!!!!!!!! heeel snel!!
1 decennium geledenleuk snel verderr(H)
1 decennium geleden