Foto bij Prologue: The Chained Angel

In de duistere catacomben van De Verlaten Ruïne was de stilte zo kil dat het je oren dicht stopte. Zelfs het geluid van een druppel galmde door de onderaardse kerkers. Niets was te horen behalve het vocht dat langs de muren droop.
Ineens klonk het zachte grammel van ketenen. Eerst was het slecht een zwak en braakbaar geluid. En toen...
... barstte de hel los.
Een hoog en schril geluid deed de spijlen van de cellen vervaarlijk beven. Er klonk een wanhopig geworstel en daarna woedend gevloek. De stem klonk hoog en scherp van de radeloosheid en pijn maar het hopeloze wezen was geen vrouw.
Wat de laatste cel in de onderaardse gangen verborgen hield was erger dan een Demon uit De Duistere Dieptes;
Een Bloedengel zat met ontbloot bovenlijf op zijn knieën en rukte aan zijn kettingen.

Zijn gitzwarte broek zat onder de grauwe vlekken en het vuil-witte lange haar zwiepte mee op het worstelende ritme van de gevangene.
Nauwelijks ouder dan 17.
Weer stootte die een afgrijselijke noodskreet uit. Het wilde niets liever dan zijn zwarte gevederde vleugels uitstrekken en weg vliegen uit dit vervloekte oord. Maar de ketenen die zijn polsen samenbonden en zijn armen hoog boven zijn hoofd hielden, beletten dat. Ook de ketenen die strak rond zijn enkels hingen zorgden daarvoor.
De Bloedengel kon geen kant op.
Hoe hij ook trok, rukte en worstelde, de vrijheid werd hem niet geschonken.
Het werd stil.
De jongen had de zware, met ijzer beslagen, eikenhouten deur aan het hele begin van het doolhof krakend horen open gaan. Hij luisterde ingespannen naar de vederlichte voetstappen. Angstig begon hij te beven. Zijn zilvergrijze ogen schoten schichtig in het rond in de hoop iets op te merken.
Opeens verscheen, aan de laatste bocht van de gang, een vaal lichtpuntje dat langzaam maar zeker dichterbij kwam. Het passeerde de andere cellen met demonen die in stilte en met een glazige blik lagen weg te kwijnen.
Het licht stopte vlak voor zijn cel. De Duistere Engel dook geschrokken ineen toen het licht zijn parelbleke huid bescheen.
Toen de engel aan het plotselinge licht gewend was, keek hij op.
2 wachten en 3 gestalten met een mantel en een kap over hun hoofd.
Hij herkende hen meteen!

Zijn ogen werden groot van angst en in een wanhoopspoging om vrij te komen, strekte hij zijn roetzwarte gevedere vleugels in volle lengte uit.
De 2 wachten deinsden schokerig terug maar de 3 vage schimmen bleven steenvast staan.
De demon klapwiekte radeloos met zijn vleugels maar die schuurden enkel tegen de ruwe wanden van zijn cel.
'Hebt gij nagedacht over uw zonden?' sprak de middenste van de 3 vage wezens.
Enkele seconden bleef het stil. Zo stil dat het leek alsof de deur nooit was ontgrendelt en de catacomben nooit waren betreden.
En toen stootte de gevangene weer wilde klanken uit.
Dit keer niet dat wanhopig snerpende gepiep maar een woest gebrul van een wilde tijger die eistte NU te worden vrij gelaten.
De wachten stonden op het punt al rennend terug te keren naar de houten deur maar de gestalten met de kappen over hun hoofden veroerden weer geen vin.
De Bloedengel bleef rukken en sjorren aan de ijzeren ketens, zonder succes.
Zijn zwarte broek kwam enkel nog meer onder de ranzige plekken en zijn naakte rug schuurde pijnlijk langs de grof uitgekapte muren. Weer begon hij uit pure wanhoop te klapwieken met zijn vleugels.

De 3 gemantelde figuren besteedden geen tijd meer aan zijn verwoede ontspanningspogingen.
Ze gingen in een kring staan, met hun ruggen naar de Engel toe, en begonnen te beraadslagen wat zijn vonnis was.
De Duistere demon zag zijn kans.
Terwijl de 3 wezens stonden te beradden over zijn straf, merkte geen van hen hoe een straaltje bloed langs zijn mondhoek droop en uiteen spatte op de koude, natte vloer.
Hij begon zacht te zingen.
Daarbij hief hij zijn hoofd op naar het donkere plafond.
Eerst was het gezang te zacht om het te horen en zelfs maar te begrijpen.
Al gauw bleek het, toen de Engel luider begon te zingen, dat er ook niets te begrijpen viel.
De Bloedengel zong in een vreemde taal.
De wachten hadden opgemerkt dat de Engel vreemd deed, maar durfden de 3 gemantelde gestalten niet aan te spreken. Maar toen de Duistere Demon zijn vleugels in volle lengte spreidde en zijn ogen terug rolden in zijn kassen, hielden de wachten het niet langer.
De schimmen draaiden zich licht geërgerd om.
De engel zong nu luid en duidelijk hoorbaar. En zijn lichaam maakte slangachtige kronkelbewegingen. Hij leek in trance te zijn.
'Maakt open!' beval een van de mannen.
De wachters waren als standbeelden.
'Maakt open! Maakt open! Maakt open!' riep de man licht hysterisch.
'Maakt toch voort!'
Het was nu of nooit, Dacht de Bloedengel.
Langzaam begon hij te vervagen. Hij werd steeds bleker en bleker. Bleker dat het vale licht dat de lantaarn uitsraalde en meer doorzichter dan de ramen ver boven de kerkers.
De cel werd met macht open gerukt, een van de mannen stormde naar binnen, sprong en greep...
greep mis...
De ketenen hingen slap en lagen op de grond.
De Bloedengel was ontsnapt.

Reageer (3)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen