Hoofdstuk 15
De weg terug naar huis was net als vroeger. Spottend over elkaar en lachend over de kleinste dingen. Het was terug zijn in mijn eigen eeuwige wereld. Vandaag, was ik niemand verloren en daar plande ik ook niet op. Ik had mijn beste vriend terug en wist dat ik hem nooit meer zou moeten verliezen, zolang hij op me wachtte. Thuis leek het wel alsof ik jaren weg geweest was. Mijn moeder vloog me in de armen, kuste mijn wangen en vergat dat ik wel nog een hart had dat klopte. Mijn vader was –zoals altijd- afstandelijker. Hij gaf me eerst een kwade blik, maar verloor hem toen ik naar hem glimlachte en een kus op zijn hoofd drukte. Hij deed me denken aan Charlie, aan de tijden dat ik nog jonger was. Het was een blik die hij vaak naar mijn vader had geworpen, een van ‘ik-weet-wat-je-deed’ maar dat deed hij nooit, tot recent dan. Die blik gaf hij mij en Jacob. Het was moeilijker thuis, ze hadden die glimlach weer. Ze leken een deel van hun geworden en raakten er niet vanaf. Jacob bleef tot laat in de avond, hielp me door hun duizenden vragen en blikken.
“Ik zie je morgen,” grijnsde hij en kuste mijn wang, rende door de bomen heen naar huis. Ik volgde hem met mijn ogen tot hij helemaal weg was en keerde me dan terug naar binnen. Ze stonden in een halve cirkel om me heen, bestudeerden me aandacht vanaf de rand. “Gaan we weer opnieuw beginnen?”
Ze wisselden een blik met elkaar en verdwenen elk in hun eigen hoek. Ik gniffelde en mijn vader schudde zijn hoofd, nam mijn moeder de trap op. De treden naar mijn kamer waren te veel, te vermoeiend en bijna dodelijk. Mijn knieën knikten en mijn ogen leken iedere keer te willen dicht vallen. Mijn bed was heilig vandaag. Ik liet me in de kussens vallen, wou het laken over me heen trekken maar iemand was me voor. Ik had mijn vader verwacht, maar zijn blonde haren waren verrassend.
“Carlisle?”
Hij grijnsde als een griekse god, stopte het laken langs mijn lichaam heen en streek mijn haar uit mijn ogen. Ik had altijd gedroomd om ogen als hem te hebben. Ze straalden zoveel wijsheid uit, zoveel liefde. Ik wou als hem zijn, ik wou zien wat hij zag als hij naar de wereld keek.
“Had je een zware dag?”
Ik knikte, legde mijn hoofd tegen zijn knieën aan, liet hem door mijn haren gaan. De koelte van zijn huid voelde goed, stelde me gerust na alles wat er gebeurt was. “Opa?”
Hij glimlachte. Ik hield van die naam en hij ook, maar het paste hem niet. Het paste bij Charlie, bij hem en zijn rimpeltjes die hem oud genoeg maakte.
“Hoe wist je dat je verliefd was op Esmée?”
Hij duwde zijn wenkbrauwen naar elkaar toe, hield even op met het glijden door mijn haar maar nam het snel terug op.
“Ze had die ogen die me aankeken vanuit het duister, die briljante ogen van haar”
Ik zag zijn blik in de verte staren, alsof hij het terug voor zich zag. “Toen ik haar vond, leek het of ik even terug leefde. Mijn hart bonsde en mijn adem stokte. Maar in het begin is het anders…”
Hij zag de twijfel in mijn ogen en wou het met die laatste woorden goed maken. Hij was net Alice, leek te wachten op het moment dat ik eindelijk de liefde zou vinden voor die enorme wolf.
“Ik ben blij als ik bij hem ben, dat is het niet maar het is niet zoals jij zegt…”
Hij grinnikte,”het is bij iedereen anders. Vraag het aan je vader, hij zal het beter weten dan ik…”
Hij worstelde met het woord, 'vader'. Hij was altijd de man geweest die de vader speelde, behalve voor mij, ik had een vader, een echte vader.
Ik knikte, duwde mezelf recht, kuste zijn wang en ging terug liggen. Hij stopte het laken terug goed, drukte een kus tegen mijn hoofd aan en deed me de hele dag vergeten.
“Dankje, opa…”
Hij gniffelde weer, stond op en verliet de kamer met een brede glimlach. Dit was waarom ik leefde maar hij had gelijk. Morgen zou ik een onderzoek houden, uren zou ik slijten met vragen over het enige wat er nu toe deed… liefde…
Reageer (1)
goe
1 decennium geledenen opa carisle hmm klinkt hot!
verder
x