Chapter 1.2 Panance
Samen ruimden we op. “Mam, ik ben naar buiten,” zei ik. Ik hield van buiten zijn. “Wel op tijd terug voor de boete hè! Tot straks!”
Natuurlijk zou ik op tijd terug zijn. Ik rolde met mijn ogen. Ik stapte naar buiten en snoof de frisse lucht op. De lucht was hier altijd zo schoon en rook altijd wel naar een van de gewassen die op het land groeide. Aardbeien, sinaasappelen, prei, maïs. Ik liep de winnaarswijk uit, richting het stadsplein. Een paar vredebewakers liep ik voorbij, die me allemaal vriendelijk begroetten. Dat deden ze alleen maar omdat ik een winnaar was. Met deze gasten viel niet te sollen. Zweepslagen was een de meest voorkomende straffen die ze uitdeelden in dit district.
Op het stadsplein waren de voorbereidingen voor de boete al in volle gang. Op dit plein stonden de meest degelijke huizen. Maar ons district is erg arm en de verpaupering van de huizen werd verdoezeld door de grote hoeveelheid versieringen. Op het plein ging ik rechts, op weg naar de velden. Het was best een eindje lopen. District 11 had de meeste oppervlakte van alle districten, vanwege de grote velden, werd ons vroeg op school verteld. Ik hield van de velden en niet veel later iep ik er tussendoor. Normaal hielp ik mee op het veld, ook al hoefde ik het niet, omdat ik een winnaar was. Er waren altijd handen te kort en ik had anders echt geen idee wat ik met mijn leven moest doen. Maar de dag van de boete had ik geen tijd om te helpen. Ik kwam bij de eerste boomgaard uit. “Hey, Alicdee,” hoorde ik een bekende stem roepen. Aan de manier van het boomklimmen kon ik al zien wie het was: Birgit. Ze sprong op de grond en kwam naar me toe rennen. Birgit is mijn beste vriendin, al jaren. “Hey, Birgit!”
Ze omhelsde me gretig en liet weer los.
“En? Al een beetje zenuwachtig?” vroeg ze. Dat kon ik beter aan haar vragen, haar twee kleine zusjes waren nog jong genoeg om aan de boete mee te moeten doen. “Het gaat,” zei ik.
“Jij?”
“Sloan kan al de hele week niet slapen. En over Liedwei maak ik me geen zorgen, ze zit pas één keer in de pot.”
Maar ik wist beter, er werden regelmatig twaalfjarigen getrokken. “Laten we dan maar hopen op het beste. Moet je trouwens niet terug aan het werk? Dadelijk krijg je nog straf.”
“Brum heeft hier dienst,” zei ze en wees naar hem. Brum zag me en zwaaide, ik zwaaide terug.
Hij was de aardigste vredebewaker die ik kende, van hem kreeg je niet zo gemakkelijk straf.
“Birgit! Aan het werk,” riep hij streng, maar toch klonk het nog zachtaardig.
“Nou, doei! Tot straks!”
“Ja, tot straks,” riep ik haar nog na. Ze klom weer snel en behendig de boom in.
Ik liep verder en er kwam een einde aan de weg. Het einde van het District. Ik hoorde het hek zoemen. Het hek dat om District 11 heen stond en 24 uur per dag onder stroom stond om ons te beschermen tegen hetgeen wat er zich buiten aan beesten of onheil bevond. Oftewel, ons binnen te houden, zodat we er niet vandoor konden gaan. Aan het eind van de weg stonden nog wat oude bomen. Ik klom behendig in de al eeuwenoude eik. Ik klom tot bijna bovenin. Het bladerdek zorgde dat ik niet gezien werd door de bewakers in de torens bij het hek, maar ik had een prachtig uitzicht over de velden van het District. De mensen waren hard aan het werken en de zon scheen fel. Ik zag beide zusjes van Birgit op de kruidenvelden werken. Lieddwei was zo’n tenger popje, ze zou het nog geen minuut uit houden in de Hongerspelen. Sloan daarentegen, had de bouw van haar vader. Ik hoorde beneden wat ritselen, er klom ook iemand in deze boom. Ik tuurde naar beneden en zag eindelijk wie het was. Door zijn zwarte haren deed hij me denken aan Milo. Hij keek omhoog en vond wat hij zocht. Ik keek in diezelfde groene ogen, als ik zelf ook had. Hij glimlachte. “Ik wist wel dat ik je hier zou vinden,” zei hij. En ging voor me op een andere tak zitten. “Ook goedemorgen, Lexus,” zei ik.
Lexus was mijn mentor tijdens de spelen en nog maar 3 jaar ouder dan ik. Hij was mijn buddy, mijn beste vriend. We zijn in de periode na de spelen heel erg naar elkaar toegegroeid. “Hoe voel je je?” vroeg hij. “Klote,” zei ik kortaf. Voor hem hoefde ik niks te verbergen, we waren eerlijk tegen elkaar. Hij trok zichzelf op, draaide zich om en kwam naast me zitten. Hij legde een arm om me heen “Ali, je krijgt vast goede tributen dit jaar,” zei hij.
Ik zuchtte. Met hem waren ze veel beter af. “Ze kunnen jou beter hebben als mentor, dan mij.”
“Echt niet,” zei hij, “Anders had ik jou niet als zo’n goede vriendin.”
Onder me voelde ik iets kraken. Deze tak was ook eigenlijk niet geschikt om twee mensen te dragen. Nog voor ik een ander tak kon vast grijpen, brak hij af. Onderweg probeerde ik nog een tak vast te pakken, maar ze glipte steeds weg uit mijn handen en ik kwam met een zachte plof neer in het hoge gras. Gelukkig had het mijn val een beetje gebroken. “Ali!” riep Lexus. Ik zag hem van de ene tak naar de andere slingeren. Hij sprong op de grond en rende op me af. “Ali! Alles goed?” vroeg hij bezorgd toen hij naast me op zijn knieën was gaan zitten. Mijn hoofd deed wel een beetje zeer, maar dat overleefde ik wel. Ik glimlachte naar hem, “Alles goed.” Ik duwde hem plagerig achterover in het gras. “Ali! Die krijg je terug,” zei hij met een grote grijns op zijn gezicht. Hij trok me omver aan mijn armen, wat ik compleet niet verwachtte en rolde me om. Hij lag half bovenop me, zijn ogen waren zo mooi groen van kleur. En voor ik het wist, had hij zijn koele lippen op de mijne gedrukt. Ik schrok me wezenloos.
“Leef, leef voor mij,” spookte Milo zijn stem door mijn hoofd. Ik was de kluts kwijt en probeerde Lexus van me af te duwen. Lexus liet me los en keek me aan, “Wat is er?” vroeg hij.
“Sorry, ik kan het niet,” zei ik zacht. Lexus ging zitten en keek me niet aan. “Het is Milo, is het niet?”
“Ja,” zei ik beschaamd en ik ging overeind zitten. “Alicedee,” zei hij. Opnieuw keek hem aan.
“Ik kan wachten, ik wacht wel tot je zover bent.”
Die woorden waren lief, maar zou ik ooit verder kunnen?
We hoorden stemmen vlakbij. We draaiden ons om en zagen twee vredebewakers met elkaar praatten en onze kant op komen. Onze privacy was over. “Kom. We gaan ons klaar maken voor de boete,” zei Lexus. Hij bood me een hand aan. Die nam ik aan en hij trok me omhoog zodat ik kon gaan staan. Ik wankelde en viel bijna weer om. Lexus sloeg een arm om mijn middel om me op te vangen. Voor een tweede keer viel er een stilte en ik keek hem alleen maar aan. Zou hij ervoor kunnen zorgen dat ik weer ging leven? “Kom. Anders komen we nog te laat,” verbrak hij de stilte. O ja, de boete. Ik was het eerlijk gezegd een beetje vergeten. Door ons samenzijn.
Reageer (3)
Ik denk dat die vriendin naar de hongerspelen moet, of haar zusjes...
1 decennium geleden:[
ik hoop dat het niet waar is...
Xxx N
wauw, hongerspelen <3
1 decennium geledenAlicedee, ik vind het eigelijk een hele mooie naam.
Geweldig <3
1 decennium geleden