Jacob!
‘Renesmee,’ klinkt Bella’s stem. ‘Renesmee, kom je naar binnen?’
Ik besef plotseling dat ik als bevroren op mijn plek sta. ‘Renesmee,’ klinkt Bella’s stem weer, ditmaal bezorgd. Ik zucht, mijn moeder maakt zich veel te snel zorgen. Met nog een diepe zucht loop ik naar binnen. Ik kijk het knusse, kleine huisje rond. We zijn nu drie jaar weggeweest, maar er is niets veranderd. Natuurlijk, gnuif ik, is drie jaar niets als je een vampier bent. Edward grinnikt.
‘Is er iets grappigs?’ vraag ik, sarcastisch.
Edward’s gezicht veranderd in een glad masker. ‘Nee hoor,’ zegt hij serieus.
Ik rol met mijn ogen, en loop dan richting een deur. Als ik de deur opendoe, zie ik dat mijn kamer juist wel is veranderd. De wieg is weg, en er staat een kolossaal bed. Een eikenhouten bureau met computer staat in een hoek. Maar zelfs het bed valt weg als je oog eenmaal op de gigantische, eikenhouten klerenkast is gevallen. Mijn mond valt open, en wilt niet meer dicht als ik de inhoud heb gezien. Stapels truitjes, topjes, broeken, rokken en jurken vullen de enorme ruimte. De labels zitten nog aan de meeste kleren, en ik weet dat dit het werk van Alice is. Ik maak de kast weer dicht, en ben blij dat ik niet heb gekeken van welk merk ze waren. Nu heb ik me tenminste een hartaanval bespaard. Ik ga op mijn bed liggen, en staar naar het plafon. Langzaam gaan mijn ogen dicht, uitgeput van de lange reis.
Ik weet niet waardoor ik wakker werd. Was het door mijn geschreeuw, of het gevoel dat ik helemaal alleen was? Buiten is het nog donker, maar mijn gezichtsvermogen is bijna net zo goed als van een “volledige” vampier. Ik loop naar de woonkamer, en zie een briefje liggen. De woorden staan geschreven in mijn moeder’s slordige handschrift.
“Renesmee,” staat er.
“Edward en ik zijn jagen, Alice en Emmett houden een oog in het zeil. We zijn zo terug.”
Ik zucht, ik had het aan zien komen. Het is een tijd geleden sinds we ons gevoed hebben. Nu kan ik beter de dorst onder controle houden, en voldoe ik me ook aan mensen eten. Ik kijk naar buiten, en ik heb geen idee hoe laat het is. De maan staat vol aan de hemel, en de sterren fonkelen. Ik overweeg om terug naar bed te gaan, maar mijn vermoeidheid is verdwenen. Ik open de houten voordeur, en stap het maanlicht in. Een koud briesje strijkt over mijn bleke huid. Op een bed van dennennaalden ga ik op mijn rug liggen. Met mijn ogen kijk ik nu recht in de volle maan. Het is doodstil buiten, en ik raak het besef van tijd kwijt. Dan hoor ik, net als vanmiddag, takjes kraken. Ik ga rechtop zitten en hou mijn adem in. Het is niet dezelfde geur als vanmiddag, en het dier dat er nu aankomt is ook minder snel. Ik hoor een zacht gegrom vanachter me komen en ik sta verschrikt op. Ik schuifel langzaam achteruit, terug naar het huis. Ik zie het silhouet van een reusachtige dier. Plotseling begint het silhouet te veranderen. Dan stapt de persoon het maanlicht in. De jongen, hoogstens zestien, kijkt me met zijn zwarte, bekende ogen aan. Een warme gloed overspoelt me. De jongen staart me nog steeds aan, en ik word steeds nerveuzer. Ik probeer te glimlachen, en de jongen grijnst terug.
‘Nessie,’ zegt hij.
Ik slik, en zonder verder na te denken, ren ik op hem af en stort me in zijn armen.
‘Jake,’ fluister ik. ‘Fijn je weer te zien.’
Reageer (3)
Super(H)
1 decennium geledenlieeeeeeeeeeef!
1 decennium geledenawwwwwwwww JAKEYPOOW(H)
1 decennium geleden