En toch… heb ik het gevoel dat er iets ontbreekt. Ik ben met mijn hoofd totaal niet bij het gesprek dat Edward en Esmée voeren. Mijn gedachten zijn bij een persoon, Jacob, en het is gewoon frustrerend niet te weten waar hij is.
Ik draai een roodbruine lok om mijn vinger en staar uit een van de grote ramen.
Opeens voel ik een hand op mijn schouder, en als ik me omdraai zie ik dat het Jasper is. Ook zijn ogen staan verdrietig. Verdrietig omdat mijn verdriet zijn stemming beïnvloedt. Opeens voel ik me heel egoïstisch. Jasper zou geen verdriet moeten hebben omdat ik verdriet heb. Dat is gewoon niet eerlijk!
Plotseling voel ik me wat kalmer worden, en ik besef meteen dat dit het werk van Jasper is. Ik weet ook dat, zodra ik de kamer verlaat, het kalme gevoel zal verdwijnen en het verdriet weer terug zal komen. Ik doe een poging tot glimlachen, en vervolgens draai ik me weer om en staar uit het raam.
Na een tijdje kondigen mijn ouders aan dat het tijd is om naar huis te gaan.
‘Naar huis?’ vraag ik, in de war. ‘We zijn toch al thuis?’
Bella glimlacht. ‘Ben je soms ons knusse huisje vergeten daarbuiten?’
Het huisje dat Esmée voor ons gebouwd en ingericht heeft. Natuurlijk!
Edward glimlacht nu ook. ‘Ze weet het weer! Ben je klaar om te gaan?’
Ik knik. ‘Natuurlijk!”
Als we bijna bij ons huisje zijn knijpt Edward opeens zijn neus dicht.
‘Wat is er, pap?’
Edward kijkt me met een grimas aan. ‘Ik was even de stank vergeten…’
‘Stank?’
Ik draai me om naar mijn moeder, die haar neus ophaalt in plaats van dicht te knijpen.
Mijn hart maakt een sprongetje.
Er is maar een geur die een vampier zo erg zou vinden stinken.
De geur van weerwolven, of in dit geval shapeshifters…

Reageer (2)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen