[5.6] Lullaby
Mia
De laatste wondermooie noten sterven uit. De moeder buigt zich nog eens over het bedje en geeft het kindje een nachtzoen. “Slaapwel lieverd.” Haar mierenzoete stem vult de kamer. Ze loopt de kamer uit en doet zachtjes de deur dicht. Kiara en ik wachten nog even voor de zekerheid. Na vijf minuten is Kiara haar geduld verloren en komt ze te voorschijn. Ze bekijkt het kindje als een roofdier dat net zijn prooi te pakken heeft en ervan gaat genieten als ze hem gaat oppeuzelen. Ik kom naast haar te staan. “Meestal wil ik origineel zijn in mijn moorden, maar omdat jij hem nu gaat vermoorden, mag je beginnen met iets makkelijk. Even denken.”Fluistert ze zo stil mogelijk. Haar duim en wijsvinger plaatst ze tegen haar wang en ze tikt met haar wijsvinger terwijl ze denkt. “Makkelijke opties zijn onder andere wurgen en smoren. Als je het liever de kop in slaat of iets in de aard is dat voor mij ook goed. Bedenk maar wat. Maar doe het snel, ik wil weg zijn voor de moeder ons betrapt.” Fluistert ze rustig terwijl ze naar het kindje kijkt. Haar bloeddorstige ogen alleen al zouden het kind kunnen doden.
Kiara kijkt me ongeduldig aan. Ergens in me kan ik het kind gewoon niet doden, maar een ander deel vecht dit tegen. Het deel dat het kind daadwerkelijk wil vermoorden is aan de overhand. Ik neem een klein kussentje bij de baby weg. Ik hoop in mezelf dat de baby niet teveel lijdt wanneer ik hem dood. Ik hef het kussentje op en leg het op zijn gezicht. Ik oefen wat druk uit op het kussentje. De baby begint te wriemelen om los te komen uit mijn greep. Tevergeefs, als ik goed luister hoor ik het huilen van de baby. Gesmoord door het kussen is het huilen amper te horen.
Het kindje stopt te bewegen. Het heeft geen zuurstof gekregen. Zonder zuurstof geen leven. Het leven dat ik net van hem ontnomen heb. Diep in mezelf haat ik me nu. Hoe meedogenloos kun je zijn als je zo’n klein wezen vermoord. Ik moet moeite doen mijn tranen in te houden. Ik laat mijn arm verzwakken en haal het kussen uit zijn gezicht. Hij kijkt best vredig, heb ik er misschien toch aan gedaan? Ik leg het kussentje terug waar ik het gehaald heb.
Per ongeluk stoot ik tegen een speeltje dat lawaai maakt. Ik schrik op, Kiara ook. Kiara neemt mijn hand vast en trekt me terug naar onze schuilplaats. Het is een kwestie van tijd voordat de moeder er is.
Kiara kijkt me ongeduldig aan. Ergens in me kan ik het kind gewoon niet doden, maar een ander deel vecht dit tegen. Het deel dat het kind daadwerkelijk wil vermoorden is aan de overhand. Ik neem een klein kussentje bij de baby weg. Ik hoop in mezelf dat de baby niet teveel lijdt wanneer ik hem dood. Ik hef het kussentje op en leg het op zijn gezicht. Ik oefen wat druk uit op het kussentje. De baby begint te wriemelen om los te komen uit mijn greep. Tevergeefs, als ik goed luister hoor ik het huilen van de baby. Gesmoord door het kussen is het huilen amper te horen.
Het kindje stopt te bewegen. Het heeft geen zuurstof gekregen. Zonder zuurstof geen leven. Het leven dat ik net van hem ontnomen heb. Diep in mezelf haat ik me nu. Hoe meedogenloos kun je zijn als je zo’n klein wezen vermoord. Ik moet moeite doen mijn tranen in te houden. Ik laat mijn arm verzwakken en haal het kussen uit zijn gezicht. Hij kijkt best vredig, heb ik er misschien toch aan gedaan? Ik leg het kussentje terug waar ik het gehaald heb.
Per ongeluk stoot ik tegen een speeltje dat lawaai maakt. Ik schrik op, Kiara ook. Kiara neemt mijn hand vast en trekt me terug naar onze schuilplaats. Het is een kwestie van tijd voordat de moeder er is.
Er zijn nog geen reacties.