Hoofdstuk 1.1:
Unnecessarily violence.

Hoofdstuk 1.1: Unnecessarily violence.

Ik zuchtte opgelucht. Eindelijk. De bel ging. Voor vandaag weer verlost van alle pestkoppen. ‘Hé, bruine!’
Tenminste, dat dacht ik dan.
Ik beet op mijn tanden om Anna de huid niet vol te schelden. Ach, zoiets zou ik toch niet durven. Ik schudde mijn hoofd, en liep snel door.
Althans, het was een poging, want verder dan 5 meter kwam ik niet. Ik zuchtte toen Anna en haar handlangers mij de weg versperden. ‘Ik snap niet dat ze je niet te koop zetten in een snoepwinkel,’ zei Anna. ‘Je lijkt inmiddels op een chocoladelolly. Kun je nog veel verdienen ook!’ Ze lachten allemaal hard.
Ik was het zat. Waarom moeten ze me altijd discrimineren? Als ik mocht kiezen was ik ook liever blank geweest. Ik kon er toch niets aan doen dat mijn moeder van Surinaamse afkomst is en mijn vader Nederlands is? Ik beet op mijn lip en duwde Anna ruw opzij, tot haar grote verbazing.
Ik rende door de gang van mijn school, met Anna en nog vier meiden gevolgd. Ik voelde tranen opkomen, alweer.
Elke dag opnieuw. Dag in, dag uit. Elke dag gebeurde hetzelfde. Elke dag hetzelfde liedje.
‘Jij dacht zeker dat je ons te slim af was?’, grijnsde Anna. Kut. Ik dacht dat ik ze kwijt was. Ze blaasde rook van haar sigaret in mijn gezicht blies. Ik hoestte en ze barstten in lachen uit. ‘En als ik jou was zou ik mij niet meer zomaar opzij duwen, want dan krijg je problemen.’ Ik voelde woede opkomen. ‘Hou je smoel, barbie.’
Dat was de druppel voor Anna. De druppel die de emmer deed overlopen.
In een fractie van een seconde voelde ik mijn wang branden. Ik legde mijn arm op mijn linkerwang – de plek waar Anna me een klap gaf. Anna keek me dreigend aan. ‘Wacht jij maar, morgen..’ zei ze. Ze gaf me een knietje en grijnsde toen ik over de grond rolde en kreunde van de pijn.
Tranen rolden uit mijn ogen, op de grond.
Is er dan niemand die me aardig vindt?

Reageer (2)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen