2.
Het geluid van rinkelende belletjes schilderde vaag af tegen het lawaai in de plaatselijke kroeg toen Emily onopgemerkt binnenliep. Ze mocht hier helemaal niet zijn. Ze mocht niet eens buitenkomen, laat staan een kroeg binnenlopen waar het overvol was van mensen die ze oh zo gemakkelijk met een ongeneeslijke ziekte kon besmetten. Haar broer was al enkele maanden dood, ze had hier niets meer te zoeken, maar toch kwam ze hier steeds weer en weer. En ze zag hem daar elke keer als ze binnenkwam, zittend aan een tafel in een donkere hoek die slechts verlicht werd door één enkele kaars. Ze kon haar ogen niet geloven toen ze hem voor het eerst zag. Het was alsof hij uit haar verbeelding gestapt was en vrij rond is gaan lopen. Hij had donker haar, harde gezichtstrekken, gevaarlijke uitdrukking op zijn gelaat. Hij was lang, zijn ogen waren zo donker als de nacht, voorzover ze kon zien.
Ze wilde dolgraag tegenover hem gaan zitten en hem vragen wie hij is, wat hij hier deed en of ze met hem mee kon als hij weer verdween. Maar ze durfde niet. Toen durfde ze het nog niet, maar nu, zei ze tegen zichzelf, nu zou ze het wel kunnen. Nu moest ze haar kans grijpen, voor hij voorgoed weg was.
Ze liep naar het eenzame tafeltje toe en bleef even enkele meters van hem af in een innerlijke strijd met zichzelf staan. Ze had zich bijna omgedraaid en zich koortsachtig een weg naar buiten gewerkt met de bedoeling nooit meer terug te komen. Maar iets zei haar dat ze dat beter niet moest doen. En alsof ze door een buitenstaande kracht werd geduwd, liep ze gracieus naar de vreemdeling toe en zette zich tegenover hem aan het tafeltje.
'Goedeavond,' zei ze stilletjes terwijl ze al het moed dat ze had bijeenraapte om hém te blijven aankijken en niet de tafel.
De vreemdeling keek haar aan en ze meende een gloed van herkenning in zijn zwarte ogen verschijnen; een gloed die haar hart weer met hoop vulde, die zijn woorden weer in het niets deden verdwijnen: 'Ik geloof niet dat ik om een courtisane heb gevraagd, madame,' vertelde hij haar spottend.
Emily's gezicht vertrok in woede. 'Dat komt dan goed uit, aangezien ik geen courtisane ben.' Ze voelde zich behoorlijk aangevallen.
Het gezicht van de vreemdeling verzachtte toen hij zag hoe verontwaardigd ze was. 'Dat weet ik, Emily, het spijt me.'
Emily's mond zakte open in ongeloof. 'Hoe weet u hoe ik heet?' vroeg ze aan hem.
'Maar Emily, je weet toch ook hoe ik heet?' Hij grijnsde lichtjes.
'Heathcliff,' sprak ze bijna onhoorbaar uit en schudde dan ongelovig haar hoofd. 'Dat is onmogelijk,' zei ze dan meteen.
'Niets is onmogelijk, Emily. Je mag eender welke naam aan me geven, maar diep vanbinnen weet je wie ik ben en wat ik wil.' Zijn stem klonk schor en Emily vond de klank ervan onbeschrijflijk mooi. Op een of andere manier voelde het zo vertrouwd en warm aan, als een open haard in het huis van een edelman die gevuld was met bedienden, kinderen, dieren en waar de vrouw van de edelman waar die zielsveel van hield naast zat in haar boek te lezen, omdat het daar warm en aangenaam was. Als in een flits ging het leven dat ze had kunnen hebben aan haar voorbij. Zo onbereikbaar, zo ver van haar vandaan, zo immaterieel dat ze het nooit zou kunnen aanraken of proeven...
Ze keek de man die tegenover haar zat aan en zag hem in een nieuw licht. Dat was de eerste keer dat ze zich afvroeg of hìj een gezin had, een vrouw waar hij van hield, kinderen...
Op dat moment haatte ze haar leven nog meer dan ooit voordien. Het feit dat zij nooit zal trouwen, nooit gerespecteerd zal worden door haar medemensen die haar enkel zagen als een makkelijk doelwit voor pesterijen en kwade praat, alleen omdat ze anders was dan anderen, maakte haar razend en onbeschrijflijk verdrietig tegelijk.
'Maar alles lijkt zo onmogelijk voor me, Heathcliff. Hoe kan je dan zeggen dat niets onmogelijk is? Alles wat ik wil is onbereikbaar voor me, elke dag wordt steeds moeilijker te doorstaan, iedere storm verscheurt me in stukken, mijn hartslag wordt met iedere keer steeds harder te verduren, ademen wordt steeds pijnlijker... De pijn verdringt iedere positieve emotie uit mijn geest en lichaam. Hoe kan niets dan onmogelijk zijn?' Haar ogen werden waterig, maar ze gaf zich niet gewonnen aan tranen. Niet hier, niet nu.
Hij wist dat zijn prinsesje zoveel pijn leed, maar hij kon het zich nooit voorstellen voor hij het zelf zag. Ze was nog magerder dan in haar gezonde jaren, haar mooie bruine lokken hadden hun glans en levenslust verloren, haar ogen werden dof en lusteloos, haar huid was bleek, haar lippen waren niet meer kersrood en er was geen enkele spoor meer te vinden van een glimlach op haar gelaat. Maar ondanks dat alles vond hij haar er buitengewoon mooi uitzien, ook al was ze al haar levenslust kwijt. Ondanks alles zag ze er nog steeds uit als een koningin, was ze vol gratie en natuurlijke schoonheid. Ze benam hem de adem maar tegelijkertijd brak zijn hart bij haar aanblik. Ze zag er zo verzwakt en moe uit. Hij realiseerde zich dat ze niet lang meer had en eenzaamheid en een gevoel van eeuwige leegte vervulde hem.
'Hij nam haar kleine hand in de zijne en keek haar liefdevol aan. 'Ik beloof je Emily, dat binnenkort niets meer onmogelijk zal zijn. Ik beloof je dat je geen pijn meer zal voelen. Ik beloof het.' Hij kuste toegewijd haar handrug en nam afscheid van haar, waarna hij de kroeg uitliep. Hij kon er niet meer blijven, hij kon niet meer aanzien hoe ze langzaam weg doofde in het niets. Als hij kon had hij dat arm meisje al lang ten huwelijk gevraagd, maar dat kon hij niet. Hij was de enige op wie zijn vader kon rekenen als die doodging. Verder had de oude man geen kinderen meer. Hij zou het huwelijk gewoon verbieden en haar ten schande stellen. De vreemdeling verdween in de armen van de donkere nacht.
Ze wilde dolgraag tegenover hem gaan zitten en hem vragen wie hij is, wat hij hier deed en of ze met hem mee kon als hij weer verdween. Maar ze durfde niet. Toen durfde ze het nog niet, maar nu, zei ze tegen zichzelf, nu zou ze het wel kunnen. Nu moest ze haar kans grijpen, voor hij voorgoed weg was.
Ze liep naar het eenzame tafeltje toe en bleef even enkele meters van hem af in een innerlijke strijd met zichzelf staan. Ze had zich bijna omgedraaid en zich koortsachtig een weg naar buiten gewerkt met de bedoeling nooit meer terug te komen. Maar iets zei haar dat ze dat beter niet moest doen. En alsof ze door een buitenstaande kracht werd geduwd, liep ze gracieus naar de vreemdeling toe en zette zich tegenover hem aan het tafeltje.
'Goedeavond,' zei ze stilletjes terwijl ze al het moed dat ze had bijeenraapte om hém te blijven aankijken en niet de tafel.
De vreemdeling keek haar aan en ze meende een gloed van herkenning in zijn zwarte ogen verschijnen; een gloed die haar hart weer met hoop vulde, die zijn woorden weer in het niets deden verdwijnen: 'Ik geloof niet dat ik om een courtisane heb gevraagd, madame,' vertelde hij haar spottend.
Emily's gezicht vertrok in woede. 'Dat komt dan goed uit, aangezien ik geen courtisane ben.' Ze voelde zich behoorlijk aangevallen.
Het gezicht van de vreemdeling verzachtte toen hij zag hoe verontwaardigd ze was. 'Dat weet ik, Emily, het spijt me.'
Emily's mond zakte open in ongeloof. 'Hoe weet u hoe ik heet?' vroeg ze aan hem.
'Maar Emily, je weet toch ook hoe ik heet?' Hij grijnsde lichtjes.
'Heathcliff,' sprak ze bijna onhoorbaar uit en schudde dan ongelovig haar hoofd. 'Dat is onmogelijk,' zei ze dan meteen.
'Niets is onmogelijk, Emily. Je mag eender welke naam aan me geven, maar diep vanbinnen weet je wie ik ben en wat ik wil.' Zijn stem klonk schor en Emily vond de klank ervan onbeschrijflijk mooi. Op een of andere manier voelde het zo vertrouwd en warm aan, als een open haard in het huis van een edelman die gevuld was met bedienden, kinderen, dieren en waar de vrouw van de edelman waar die zielsveel van hield naast zat in haar boek te lezen, omdat het daar warm en aangenaam was. Als in een flits ging het leven dat ze had kunnen hebben aan haar voorbij. Zo onbereikbaar, zo ver van haar vandaan, zo immaterieel dat ze het nooit zou kunnen aanraken of proeven...
Ze keek de man die tegenover haar zat aan en zag hem in een nieuw licht. Dat was de eerste keer dat ze zich afvroeg of hìj een gezin had, een vrouw waar hij van hield, kinderen...
Op dat moment haatte ze haar leven nog meer dan ooit voordien. Het feit dat zij nooit zal trouwen, nooit gerespecteerd zal worden door haar medemensen die haar enkel zagen als een makkelijk doelwit voor pesterijen en kwade praat, alleen omdat ze anders was dan anderen, maakte haar razend en onbeschrijflijk verdrietig tegelijk.
'Maar alles lijkt zo onmogelijk voor me, Heathcliff. Hoe kan je dan zeggen dat niets onmogelijk is? Alles wat ik wil is onbereikbaar voor me, elke dag wordt steeds moeilijker te doorstaan, iedere storm verscheurt me in stukken, mijn hartslag wordt met iedere keer steeds harder te verduren, ademen wordt steeds pijnlijker... De pijn verdringt iedere positieve emotie uit mijn geest en lichaam. Hoe kan niets dan onmogelijk zijn?' Haar ogen werden waterig, maar ze gaf zich niet gewonnen aan tranen. Niet hier, niet nu.
Hij wist dat zijn prinsesje zoveel pijn leed, maar hij kon het zich nooit voorstellen voor hij het zelf zag. Ze was nog magerder dan in haar gezonde jaren, haar mooie bruine lokken hadden hun glans en levenslust verloren, haar ogen werden dof en lusteloos, haar huid was bleek, haar lippen waren niet meer kersrood en er was geen enkele spoor meer te vinden van een glimlach op haar gelaat. Maar ondanks dat alles vond hij haar er buitengewoon mooi uitzien, ook al was ze al haar levenslust kwijt. Ondanks alles zag ze er nog steeds uit als een koningin, was ze vol gratie en natuurlijke schoonheid. Ze benam hem de adem maar tegelijkertijd brak zijn hart bij haar aanblik. Ze zag er zo verzwakt en moe uit. Hij realiseerde zich dat ze niet lang meer had en eenzaamheid en een gevoel van eeuwige leegte vervulde hem.
'Hij nam haar kleine hand in de zijne en keek haar liefdevol aan. 'Ik beloof je Emily, dat binnenkort niets meer onmogelijk zal zijn. Ik beloof je dat je geen pijn meer zal voelen. Ik beloof het.' Hij kuste toegewijd haar handrug en nam afscheid van haar, waarna hij de kroeg uitliep. Hij kon er niet meer blijven, hij kon niet meer aanzien hoe ze langzaam weg doofde in het niets. Als hij kon had hij dat arm meisje al lang ten huwelijk gevraagd, maar dat kon hij niet. Hij was de enige op wie zijn vader kon rekenen als die doodging. Verder had de oude man geen kinderen meer. Hij zou het huwelijk gewoon verbieden en haar ten schande stellen. De vreemdeling verdween in de armen van de donkere nacht.
Reageer (2)
Wist je dat ik Wuthering Heights echt heel graag wil lezen! Mijn moeder had er al het een en ander over verteld, en nu wil ik het al helemaal lezen door jou geweldige verhaal! <3
1 decennium geledenEn ik heb gewoon geen woorden voor jou ge-wel-dige schrijfstijl Kathy! Het is gewoon prachtig!
Wauw. Echt ... ik weet niet wat ik moet zeggen!
1 decennium geledenIk wou dat ik zó verschrikkelijk mooi kon schrijven!
Dit is pas wat je echt gepassioneerd noemt, een mooie opbouw, een prachtige schrijfstijl, en oog voor mooie details!
Wil jij alsjeblieft nooit meer zeggen dat je twijfelt aan jezelf! Ik voel me gewoon klein vergeleken met dit. :'D
Ik ben fan van jou!