~27
Na een tijdje helpt Romeo uit de brand. “Wat maakt het uit? Ze is er en dat is het belangrijkste, toch?” Ik kijk hem dankbaar aan en hij glimlacht naar me. “Maar wat heb jij de afgelopen dagen gedaan?” ,vraagt Yu me. Ik kijk hem aan en rol even met mijn ogen. “Niet veel… Mijn ouders lieten me niet naar buiten gaan. Ik moest nog wat studie dingen doen.” “Zit je dan nog op school? Ik dacht dat je al lang van school af was, of studeer je?” Ik kijk naar Kiro. “Hoeveel suiker heb jij geslikt terwijl ik even weg was?” Gelijk slaat Kiro zijn armen over elkaar en kijkt me boos aan. “Onze schuld we gaven hem chocolade,” mompelt Shin en hij en Romeo kijken heel schuldbewust. Ik kan het niet laten en begin zacht te grinniken. “Geeft niet, maar om Kiro’s vraag te beantwoorden. Ik zit op een soort cursus. Niet meer op school en ik Studeer ook niet. En dat heeft een reden.” Namelijk dat ik dood hoor te zijn. “Ow… Ok… Wat voor cursus is dat dan?” Ik moet glimlachen. “Zelfverdediging en die volg ik samen met een familielid, dus we moesten oefenen.” Yu knikt. “En ben je goed?” Ik knik. “Best wel, denk ik…” De jongens beginnen gelijk te lachen en ik kijk ze verontwaardigd aan. “En wat gaan nu doen?” Even kijk ik naar buiten. De zon is net opgekomen en de lucht is rood. “Ik heb geen idee.” “Ik weet het wel: we gaan ontbijten.” Verbaast kijk ik naar Strify. Die staat echter gelijk op en loopt naar de keuken. Een beetje gespannen laat ik me op de bank vallen. Hoe moet ik dit doen? Ga ik wat eten, of zeg ik dat ik geen trek heb. Het schijnt dat het wel kan. Ik heb het nog nooit geprobeerd, maar Rose zei dat het mogelijk is. “Gaat het wel?” Onderbreekt Shin mijn gedachten. Ik haal mijn schouders op. “Ik ben een beetje misselijk, dus ik denk dat eten niet het beste is…” Shin knikt. “Zullen wij dan een stukje gaan lopen? Dan kunnen zij eten en heb jij wat frisse lucht…” Ik kijk de lange jongen aan. Ik heb hem nog nooit alleen gesproken, eigenlijk heb ik dat alleen nog maar met Yu gedaan. Maar wat als ik Yami tegenkom? Nee, het is licht geworden, Yami komt ovedag nooit zijn kamer uit. “Klinkt goed.” Zeg ik tegen hem en ik glimlach. Shin glimlacht terug en staat op. “Kom op dan. Voordat Strify de keuken in de hens zet en we niet meer kunnen ontsnappen!” “Dat hoorde ik!” Klinkt het uit de keuken. “Weet ik!” Ik grinnik en loop naar Yu toe. “Zorgen jullie ervoor dat jullie het overleven.” Fluister ik plagend in Yu’s oor. Die grinnikt en knikt maar dan kijkt hij me vragend aan. “Wat ga jij dan doen?” “Wandelen met Shin. Hoezo?” Yu kijkt me aan en drukt een kus op mijn wang. Het voelde een beetje gespannen. “Wat is er, lieverd?” fluister ik zacht in zijn oor. “Ben je bang dat ik er met Shin vandoor ga, of zo?” Yu kijkt me een beetje beschaamt aan. “Lieverd, maak je niet druk. Ik houd van jouw en van niemand anders. En als je bang bent dat ik weer weg ga, daar hoef je ook niet bang voor te zijn. Shin houdt me vast wel tegen.” Rustig geef ik hem nog een kus op zijn lippen en loop daarna naar de deur. Shin staat er al en samen lopen we naar buiten. De eerste minuten zeggen we niks. We lopen alleen. Het voelt raar. Ik ken Shin niet zo vreselijk goed, maar toch lopen we zo rustig. “Nou waar gaan we heen?” Ik kijk de jongen aan en haal mijn schouders op. Maar dan krijg ik ineens een idee. “Heb jij hoogtevrees?” vraag ik een beetje voorzichtig. De jongen kijkt me aan en schud dan zijn hoofd. “Nee, hoezo?” “Kom, dan zal ik je het laten zien.” Iets sneller beginnen mijn benen te bewegen. Shin blijft me op de voet volgen. Op een gegeven moment staan we aan de rand van de stad. Niet waar het bos begint waar mijn huis staat, maar de andere kant. De stad is omgeven met bos. Alleen loopt er aan een kant een rivier voor. Maar verder zijn de bomen er zo ver als het oog reikt. Bij een brandtrap van een flatgebouw blijf ik staan. “Kom, klimmen.” Zonder op antwoord te wachten begin ik de brandtrap op te klimmen. Aan de voetstappen hoor ik, dat Shin me achterna komt. Als we boven zijn laat ik me op het dak zakken. Shin gaat ook zitten en ik hoor een zucht van verbazing. “Mooi, hè?” fluister ik. Shin knikt. “Het is prachtig, hoe heb je dit ontdekt.” Ik slik. Ik ken het al heel lang, al sinds ik 7 was of zo. Op dit dak ben ik gebeten. Maar dat kan ik niet zeggen. Een traantje glijdt uit mijn ooghoek en ik kuch even. Shin kijkt gelijk om. “Hey, gaat het wel?” Ik kijk hem aan en nog meer tranen ontsnappen. Ik wil wel zeggen dat het gaat, maar dat is niet zo. En liegen tegen Shin kan ik niet, dus ik schud eerlijk mijn hoofd. Gelijk sluiten zijn warme armen om me heen. Ik ben zo overrompeld, dat ik me bijna niet kan houden. De paniek schiet door mijn lichaam. Wat nu? Als ik mijn hoofd tegen zijn borst leg houd ik het zeker niet meer, maar als ik opkijk ziet hij mijn rood gloeiende ogen. Wat moet ik?
Er zijn nog geen reacties.