De avond werd nacht en mijn ouders hadden eindelijk –na lang zagen- besloten om ergens te gaan slapen. Mijn zus was naar het ziekenhuis gesneld om me te zien, om met mijn moeder mee te huilen en me dan te zeggen dat ik een idioot was. Niemand sprak over iets anders dan hoe een wonder was dat ik het overleefde, hoe het een redding van god was. Ik geloofde er niets van. Hoe konden ze blij zijn?
Ik had net mijn geliefde kwijt gespeeld door wakker te worden. Het enige wat door mijn hoofd ging was: Doe het opnieuw en dan komt hij terug. Opnieuw bijna sterven, zodat ik hem terug zou kunnen zien. De stilte in het zieken huis wad drukkend, alsof ik de enige was. Soms, wandelde er een dokter voorbij, maar nooit de dokter die ik wou. Hij had niet bestaan, hoe kon hij dan voorbij mijn deur lopen. Ik verschool me onder de lakens en luisterde naar het slaan van mijn hart, zonder de hoge toon die me deed rillen. Een deel van de machines waren weg, de angst dat ik het niet zou overleven was gaan liggen. Ik sloot mijn ogen, zag zijn gouden ogen, zijn blonde haar. De geest uit mijn gedachten. Ik huilde weer, onhoorbaar voor de anderen en onzienbaar voor de sterren. Enkel de mensen in mijn gedachten zagen het. Het duurde niet lang of ik viel in slaap en kon terug luisteren naar zijn melodische stem. Voelde de liefde in mijn hart die ik de hele tijd gemist had.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen