Een luid geluid weerklonk door de kamer, weergalmde in mijn oren. Ik wou bewegen, rond me kijken, maar mijn hele lichaam deed pijn. Voorzichtig probeerde ik mijn ogen te openen maar ik leek ze iedere keer enkel meer dicht te knijpen. Ik hoorde mijn eigen ademhaling en die van anderen, nog iets vreemd. Ik kon mijn hoofd fronsen, dat lukte en ik kon zijn naam in mijn hoofd horen. Wat was er gebeurt?
Een bries streek langs mijn gezicht en een stem mengde zich met het geluid.
“Het is al 4 maanden, maar ik denk dat… wacht…” de lage stem van de man hield op en hij snakte naar adem.
“Charlotte?” vroeg een vrouw, haar stem trillend. Een hand streek langs mijn wang heen en over mijn haar, liefelijk zoals Jasper zou doen.
“Jasper,” fluisterde ik. Mijn stem klonk schor, bijna onhoorbaar. De vrouw huilde en eindelijk hoorde ik wie het was. Mama?
Ik verplichte mijn ogen te openen, om de mensen aan te kijken die naar me vroegen. Ik kon haar krullen zien, maar de randen bleven vaag. Tranen liepen langs haar wangen naar beneden en vielen neer op mijn laken. Ik probeerde om me heen te kijken, te zoeken waar ik was. Het geluid was afkomstig van een machine, die bij iedere hardslag een toon afgaf. Buisjes zaten in mijn neus gepland om me te helpen ademen en in mijn armen zat een pin van een baxter.
Een nieuwe man kwam de kamer binnen. Hij had kort grijs haar en blauwe ogen die straalde in het vage licht. Voorzichtig ging hij op mijn bed rand zitten, alsof hij bang was dat ik zou breken.
“Weet je waar je bent?”
Ik schudde mijn hoofd, krom in elkaar van de pijn.
“Je ligt in Forks ziekenhuis. Weet je welke maand het is?”
Ik kon geen antwoord geven, geshockeerd door de plek. Waarom was ik hier? Waarom huilde mijn ouders? Waar was Jasper?
“Weet je welke maand het is?”
Ik groef in mijn geheugen, zocht naar een data, maar kon niets vinden. Ik schudde mijn hoofd.
“Het is mei…” zei mijn vader, tranen vertroebelend in zijn perfecte groene ogen. Ik keek ze aan, duizenden vragen in mijn gedachten, te veel om in een keer te stellen.
“Kan je praten?” vroeg hij zacht, bestudeerde mijn gezicht. Ik knikte.
“Wat is je naam?”
Ik nam veel lucht op, negeerde de pijn in mijn borst en fluisterde,”Charlotte…”
“Goed, zeer goed. Heb je nog vragen?”
Ik wou ‘ja’ zeggen en alles wat in me opkwam aan hem vragen, maar schudde uiteindelijk mijn hoofd. Hij stond terug op en richtte zich tot mijn ouders.
“Ik zal vragen aan mijn collega dat hij komt kijken. Hij neemt het binnen een uur van me over. Zal alles goed komen?”
Ze gaven beiden een vage knik en de man verliet de kamer.
“Wat is er gebeurt?”
Mijn moeder bedwong een nieuwe aanval van tranen en liet mijn vader spreken.
“Je reed naar huis, raakte van de weg. We dachten dat we je voor eeuwig kwijt waren…”
Ik slikte de droogte uit mijn keel weg en deed het best om het te begrijpen.
“4 maand…” herhaalde ik, op de zelfde toon als hij daarnet gedaan had. Mijn vader knikte en mijn moeder snikte weer.
“Sophie…” angst was duidelijk hoorbaar in mijn stem.
Hij glimlachte,”ze is net even naar huis. Ze is iedere dag bij geweest. Iedere dag. Niet als…”
“Meneer, u moet even deze papieren tekenen.”
Mijn vader verliet de kamer, gevolgd door mijn moeder. De stilte keerde terug, enkel mijn ademhaling en het geluid van de machines. Het was een droom geweest; alles was een droom geweest?
Ik probeerde me recht te trekken. Ik raakte net ver genoeg om mijn reflectie te kunnen zien in de ramen. Een stel groene ogen staarde naar me, ogen die zonet nog goud waren geweest. Had hij dan nooit bestaan?
Had ik nooit van hem gehouden zoals ik gedacht had?
Wat was er gebeurt?
Jasper? Jakey? Edward? Allemaal dingen in mijn hoofd?
Ik was in Forks, dat was wel waar… maar waren de mythes, de niet menselijke wezens van wie ik hield. Tranen rolde langs mijn wangen. Een gebroken lichaam en een gebroken hart.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen