3.1 Little accident
Zoals ik voorspelde kwam ik precies op tijd aan. Er stonden maar drie auto’s op de parkeerplaats waarvan uit één net een meisje uitstapte met een nijdig gezicht. Ik haalde mijn helm van mijn hoofd en zette mijn motor aan de ketting waar hij hoorde te staan. Hoogst waarschijnlijk was ik de enige met een motor. De anderen hadden vast allemaal een autootje uit de middeleeuwen. Met een grijns liep ik het gebouw binnen waar de administratie was. Het meisje dat ik uit de auto had zien stappen kwam vlak achter mij aan. Zou zij ook nieuw zijn? Ach, boeiend. Like I cared. Ik ging de kamer van de administratie binnen. Eén lange balie scheidde de kleine ruimte in twee delen. Planten… Overal planten. Was het buiten niet groen genoeg? Ik slaakte een diepe zucht en ging aan de balie staan. Niemand te zien. Oeh! Een belletje waar je op kon drukken. Grijnzend hief ik mijn hand op en liet hem keihard op het knopje vallen. Luid gerinkel klonk door de stille ruimte. In een kamer hiernaast werd gerommeld en een vrouw kwam overrompeld binnen gehobbeld. Haar gezicht was hilarisch.
“O, ja, de nieuwen,” mompelde ze en begon tussen stapels papieren te zoeken. Nou, hier in Forks hadden ze een talent: papieren stapels niet laten omkiepen terwijl ze zochten naar iets. Oké, te vroeg gejuicht. De drie stapels vielen met domino effect om. Naast me hoorde ik gegrinnik. Het meisje van die auto stond naast me te grijnzen. Zelf moest ik ook ontzettend grijnzen om haar klunzige gedrag. Ze haalde twee stapeltjes papier te voorschijn en schoof ze voor ons.
“Paloma Brady en Aliance Carter,” hijgde ze en tikte tegen de papieren aan terwijl ze de namen zei. Ik pakte mijn stapel met gefronste wenkbrauwen. “Veel plezier op Forks High.” Ze dook naar onderen om de papieren bij elkaar te schuiven. Al snel waren de papieren weer bij elkaar en ik vroeg me heel even af of ze dat niet moest sorteren. Misschien moest dat wel niet eens, omdat het de volgende dag toch weer omviel.
Het meisje – Paloma dus – en ik liepen de administratie uit. Zonder een woord tegen elkaar te zeggen liepen we elk een andere kant uit. Volgens de plattegrond was mijn kluis een eindje verderop. Het stond met een mooie rode kruis aangegeven. Wauw, ik was een schat aan het zoeken. Was dat niet even leuk? Voor een vijf jarige! Ik draaide de combinatie van mijn kluis en hij ging met een klik open. Halleluja! Al mijn boeken stonden erin gesorteerd. Ik prentte snel voor mijn kluis de plattegrond in mijn hoofd. Niet dus, dit was mijn enige excuus om te laat te komen bij wiskunde… en geschiedenis. En alle andere lessen. Ik leerde ook snel mijn combinatie uit mijn hoofd. Samen met de plattegrond verscheurde ik het briefje van de combinatie. Een prullenbak zocht ik zo wel. Het was hier zo schoon, dat moest het nog maar heel even blijven. Morgen was er nog een dag. Of over een uur. Ik grijnsde en schudde mijn hoofd. De andere A4tjes waren mijn rooster, de namen van al mijn jaargenoten van deze school, een briefje die leraren moesten ondertekenen… Hé, wat was dat nou voor onzin? Ze moesten het ondertekenen? Hadden ze dat nu toevallig ingevoerd, omdat er een rebel meer was in dit gehucht? Haha, dat zou ziek zijn.
Ik bekeek mijn rooster even. Met tegenzin pakte ik mijn nodige boeken en ik propte ze in mijn tas. Dit zou een van de weinige keren worden dat ik dat deed. Met een harde klap sloot ik mijn kluis en die viel in het slot. Ik zuchtte diep en wierp een blik op mijn rooster. Iew! Eerste uur wiskunde. Mijn humeur – dat al niet heel goed was – werd nog slechter. Moest ik echt beginnen met dat rot vak? Het was ook nog mijn slechtste vak. Eén ding wat ik wel moest doen: bijles vragen. Ook al ging dat helemaal tegen mijn wil in.
Lokaal iets met iets. Oké, daar moesten we dus heen. Op mijn intuïtie vertrouwen dan maar. Ik vond de kantine als eerste. Mooi zo, dan kon ik daar direct heen rennen voor eten. De kantine was al helemaal vol met mensen. De blikken prikten op me alsof er messen in mijn lichaam werden gestoken. Een nadeel van een nieuw school bestaan. Plotseling liep iemand langs me. De schouder beukte hard tegen me aan en daardoor wankelde ik en voor ik het wist, viel ik achterover in een bak. Het stonk verschrikkelijk. O nee. Een prullenbak. Ik liet het papier in mijn hand los terwijl ik met mijn hele bovenlichaam in de prullenbak lag terwijl mijn benen er buiten bungelden. Al snel volgde een lachsalvo door de kantine heen. En daarna volgden meerdere. Ik snoof diep en wurmde me met een dodelijke uitdrukking uit de prullenbak. Wat ontzettend moeilijk ging, maar het lukte wel. Als het zou kunnen, zag je nu een donderwolk boven mijn hoofd zweven. Met een plensbui, bliksem en harde knaller er omheen. Ik zat onder het afval. Bedorven en nog vers. Nou ja, alles was hier minstens een dag oud. Gadverdamme, en dat moest mij natuurlijk overkomen?! Op mijn verdomde eerste schooldag nog wel. Zo meteen eerst maar naar de toiletten, en daar mezelf opfrissen. Dit kon echt niet.
“Oké, wie was het?” vroeg ik knarsetandend. Mijn ogen schoten door de kantine heen. Degene zou er niet makkelijk vanaf komen, echt niet. Desnoods moest ik alle mensen overhoren over wie het had gedaan. Zonder moeite deed ik dat. Ik kwam het te weten, hoe dan ook.
Het lachsalvo was snel verdwenen toen ze mijn gezicht zagen. En zij konden ook vast wel de donderwolk voorstellen. Zou me niets verbazen. Walgend haalde ik een bananenschil van mijn schouder af en gooide hem naast me op de grond. Geïrriteerd sloeg ik mijn armen over elkaar en wachtte tot iemand reageerde.
“Je gezicht was hilarisch!” lachte plotseling een meisje. Die lach had ze vast ingehouden. Ik draaide me woedend om. Door mijn snelle reactie vlogen er wat spetters bedorven yoghurt in het rond. Een paar meisjes gilden en ze renden een paar meter naar achteren. Fel keek ik recht in de ogen van de andere nieuwe. Paloma Brady.
Er zijn nog geen reacties.