Hoofdstuk 2
Je zat in de metro en hoorde dat de metro door technische problemen niet reed. Dus je besloot terug bovengronds te gaan en daar een bus te nemen.
Je liep het metrostation uit en keek om je heen, want je voelde ogen op je branden, maar je zag niemand. Gespannen liep je door. Je keek om je heen en recht voor je zag je een jong gast van een jaar of twintig. Hij prutste in zijn zak en opeens haalde hij een mes uit! Je ogen vlogen in alle richtingen.. Je zag niemand behalve hij en jij. Je hartslag versnelde enorm, de enige oplossing dat je zag was oversteken. Je was bang!
Je stak over zonder na te denken. Je hoorde toeteren en keek helemaal verward om je heen. Je merkte dat een auto heel hard had moeten remmen om je niet omver te rijden. Je maakte een verontschuldigend gebaar en wou doorlopen. Maar je voelde een hand op je schouder. Je ademhaling ging schokken en je hart ging heel snel slaan. Je was doodsbang, je draaide je langzaamaan om, om te kijken van wie die hand was.
Het was een jongen van een jaar of 16-17. Zijn gezicht kwam je bekend voor, maar je wist niet wie hij was. Hij kende jou en wist je naam. Hij zag de angst in je ogen en keek van jou naar de kant van waar je kwam. Hij kreeg de jongeman in de gaten. Hij keek je aan en zei: "Hey, wat doe je hier alleen?? Je had me toch gezegd dat je hier nooit alleen kwam?!" Hij keek je indringend aan. Je zei niets. Je keek gewoon met hem mee naar de jongen. Het enige dat hij nog zei was: “Ik loop met je mee tot waar je moet gaan te voet.” Je zei niets, je nam zijn voorstel aan. Het luchtte je op. Je was nog steeds doodsbang. Je was in de war. Wat wou die gast van een jaar of twintig met dat mes van jou?! Wat zou hij hebben gedaan als die bekende er niet was geweest??!
Wie was hij ook al weer?? Je wist het echt niet! Maar wie hij ook was je was hem erg dankbaar.
Hij wachtte samen met jou op je bus. Je bedankte hem en ging de bus op.
Er zijn nog geen reacties.