Hoofdstuk 14
Na een eeuwigheid kom je aan bij de boomhut, Noël is er nog niet.
Je gooit je fiets aan de kant en je klimt snel de ladder op van de boomhut.
Je ploft neer op de paarse en oranje kussens en kijkt door het raampje.
Na een kwartier komt Noël eindelijk de boomhut in.
“dus jij wilt een date? wie had je in gedachten?’ vraag je hem.
‘gelukkig ken ik jou’ zegt Noël lachend, ‘ik had eigenlijk Chantal in gedachten’ zegt hij serieus.
‘meen je dat of maak je nu een grapje’ zeg je walgend.
‘ik weet het je mag haar niet, maar tegen mij is ze altijd zo aardig’ zegt hij geïrriteerd.
je kijkt hem raar aan en zegt : ‘sorry maar daar ga ik je niet bij helpen’ Noël begint nu echt boos te worden.
‘je bent gewoon jaloers omdat Chantal populair is’.
Je krijgt tranen in je ogen en je klimt snel de boomhut uit. Je hebt echt geen flauw idee waar dat vandaan kwam maar het voelt alsof je nooit meer normaal met Noël om zal kunnen gaan.
Om te voorkomen dat Noël je nog meer kwetst, fiets je op topsnelheid naar het basketbal veldje dat gek genoeg altijd verlaten is.
Je zakt door je benen terwijl je net van plan bent om op een bankje te gaan zitten, waardoor je net iets te hard neer komt en het je net iets teveel ongeluk op een dag word, waardoor je in snikken uitbarst en je, je tranen vrijspel geeft.
Na een tijdje ploft er iemand naast je neer.
Je kijkt op en ziet Noël .
Er zijn nog geen reacties.