2.2 Arriving in a whole new world.
Met een grote zwaai zwaaide de grote houten deur open en in de deuropening verscheen een oude vrouw. Ze was erg klein,grijs en gerimpeld maar haar ijsblauwe ogen gaven je het idee dat ze de wereld begreep. Een klein glimlachje gleed over haar gezicht en ze gebaarde ons naar binnen te komen.
Toen we voorzien van thee en chocolade koekjes op de ouderwetse bloemetjes bank zaten begon ze te praten. “Ik vind het zo gezellig dat jullie hier zijn. Mijn naam is Louise Smit. Je moet weten dat ik ook bij de FBI gezeten heb. Totdat ik trouwde natuurlijk.” Ze zuchtte even en keek naar een foto van een oudere man die opvallend veel op Luca leek. “Dat is mijn man.” Ze slikte “Dat was mijn man. Hij is vorig jaar overleden.” De tranen blonken in haar ogen en ik wou al opspringen om mijn armen om haar heen te slaan maar door een beweging van haar hand ging ik weer zitten. Zwijgend wenkte ze ons en wij volgden haar de trap op. “Ik heb twee slaapkamer. Een voor de jongens en een voor jouw. Er is maar een badkamer, De derde deur rechts,” Ze glimlachte en hield een deur voor mij open. Betoverd stapte ik de kamer in. Hij was schitterend. Er was een groot raam dat uitzicht gaf over een prachtig bos. Maar het raam trok niet mijn aandacht. Het waren de muren. Ze waren beschilderd met verschillende bomen en over de grond kropen eekhoorns, konijnen en vossen. Ik kon zelfs een wolf onderscheiden. Hij deed me denken aan het beest wat in het bos rondgelopen had. Hij had dezelfde bronsachtige kleur.
Tijdens het avondeten vertelde Louise verhalen over haar tijd bij de FBI en het bleek al snel dat Luca haar zoon was. “Als jullie hier toch undercover blijven kunnen jullie je beter voordoen als mijn kleinkinderen.” Verlangend keek ze ons aan en ik kreeg het idee dat ze graag kleinkinderen gehad zou hebben.
De grond kraakte onder mijn voeten en de bladeren ritselden. Ik rende door een bos de tranen liepen over mijn wangen. In de verte zag ik het gestalte van de wolf. Opeens was hij verdwenen en van alle kanten kwamen er nu mensen op me af. Ze waren lijkwit en hun glinsterende ogen waren zo rood als bloed. De langste stak zijn hand uit en raakte mijn wang aan.
Met een gil zat ik rechtop in mijn bed. Gespannen stapte ik uit mijn bed. Paniekerig kreeg ik het gevoel dat ik bekeken werd. Snel liep ik naar het raam. Er was niets te zien. Alleen het geritsel van bladeren doorbrak de stilte.
Reageer (1)
Wat zou er aan de hand zijn??? ben benieuwd(A)
1 decennium geleden