In love..
Huilen is nu het enige wat ik de laatste tijd nog gedaan heb. Dagelijks liet ik tranen vallen. Ik was jaloers. Op iedereen die ik tegen kwam in mijn leven. Elke keer wanneer ik kinderen naar hun ouders zag lopen, na een hele dag op school te hebben gezeten, voelde ik hoe ik er ook naar snakte. Een simpele omhelzing, een tedere kus op mijn wang, een liefdevolle schouderklop van mijn ouders. Mijn mama knuffelt me niet. Mijn papa knuffelt me niet. Wanneer ik een tekening maakte en meekreeg naar huis, ontmoette mijn kunstwerk meneer de vuilbak. Was ik zo slecht in tekenen?
Ik wou ook weten hoe het voelde om iemand te hebben die van me hield. Ik wou een knuffel. Een stomme omhelzing, zonder veel woorden. Maar dat zat er voor mij niet in.
Mijn ouders brachten me naar school, ik drukte een vluchtige kus op hun wangen en liep braaf naar de speelplaats. Leen liep naar me toe. 'Waarom brengt jouw opa jouw altijd? Is je papa dood?' vroeg ze me met haar wenkbrauwen gefronsd. Ik schrok. 'Dat is mijn papa.'
'Hij lijkt op een moordenaar.' zei ze. 'Doet hij niet!'
Waarom ik mijn ouders verdedigde wist ik niet. Ik haatte ze. Maar toch hield ik van ze. Maar hielden zij van mij? Ik werd thuis altijd geslagen voor de domste dingen. 'Jawel, hij kijkt zo kwaad. En hij lijkt op een koe.'
Kwaad keek ik Leen aan. 'Dus ik ben de dochter van een koe?'
Ik zette mijn armen in mijn zij. Leen knikte. 'Maar jij bent geen koe. Of een moordenaar.'
Vriendelijk glimlachte ze naar me. 'Kom, we gaan Arno en Siebe plagen.'
Arno. Hij was lief. Hij was anders. Hij zei niet dat ik lelijk was. Hij was de enige jongen die met me omging. De anderen sloegen me. Dat vonden ze leuk. Dat verdiende ik. Omdat ik lelijk was. Dat was een reden. Leen liep samen met Anne-Sophie achter Arno aan. Ik voelde me raar. Zou Leen weten dat ik Arno wel een beetje heel leuk vond? Zou Leen weten dat ik Arno schattig vond? Ik schudde mijn hoofd en liep achter Arno aan. Samen met de anderen. Het doel was om de jongens te vangen. Ik ving altijd Arno. Maar deze keer niet. Leen was me voor. 'Ga jij maar achter Andi aan!' riep ze naar me. 'Nee! Doe me dat niet aan! Keisha is lelijk! Straks word ik besmet!' schreeuwde Andi bang en liep van me weg. Ik stopte met rennen. Tranen vulden mijn ogen. Ik ben besmettelijk. Aaron keek me aan. 'Chineesje!' lachte hij naar me. Iedereen lachte mee. Ook Leen. Ik snapte de grap niet. Ik wil ook echt kunnen lachen. Wat was er zo grappig?
Ik had mezelf opgesloten in de wc. Niet voor lang. Die vreselijke lucht kon ik niet langer ruiken. Dus liep ik weer naar buiten. Misschien moest ik maar een nieuwe vriend maken? Een bank? Mijn bank. Ik ging op mijn bankje zitten. Op de grond vond ik enkele keitjes. Voorzichtig raapte ik er een paar op. Ik tekende twee stippen op de bank. Daaronder een streep, gevolgd met daaronder een mond. Mijn bankje had een gezicht gekregen. Mijn bankje. Ik had hem zelfs een naam gegeven. Het lelijke eendje de tweede.
Er zijn nog geen reacties.