I'm acting, playing a person that I will never be.

In rijen gingen ik en mijn klasgenoten naar de eetzaal. Dat deden we altijd tien minuten voordat het belde. Dan moesten we klas per klas naar de wc en gingen we samen aan tafel ons tussendoortje opknabbelen. Ik zat al aan tafel met mijn beste vriendin te praten. Leen. Zij was stoer, had een grote mond, was lief voor me. Bij haar voelde ik me veilig. Een gevoel dat ik bij anderen helemaal niet had. De bel rinkelde door het schoolgebouw. Het was pauze. Iedereen liep van tafel naar de deur die ons naar de speelplaats bracht. 'Pas op, laat me even door, pardon..'
Elke keer moesten de leerkrachten tussen de drammende kinderen komen, om de deur van het slot te zetten. Eenmaal de deur open was, liepen de kleuters naar de speelplaats. Ik ging samen met Leen op een bankje zitten. Niet veel later kwam Tessa en Anne-Sophie ook er aan gehuppeld. Die twee waren wel vriendinnen van me, maar niet de beste. Anne-Sophie was een trut. Iemand die wel in het plaatje van een koninklijke familie zou passen. Tessa was lief en zorgzaam voor me. Maar dat was ze alleen omdat ik bevriend was met Leen. Alweer was ik in gedachten verzonken. Ik besefte niet eens dat mijn vriendinnen wegwaren. Pas wanneer ik terug op de aardbol was, zag ik dat ik helemaal alleen op het bankje zat. Alle kinderen stonden op het midden van de speelplaats. Niemand zat op de bankjes. Alleen ik zat op het bankje tegen de muur. Je zou bijna zeggen dat ik gestrafd was. Ik wou niet alleen aan de kant staan. Ik wou ook iemand zijn. Er bij horen. Voorzichtig stond ik op. Ik liep naar het midden van de speelplaats. Daar ging ik staan. Stokstijf. Ik verroerde me niet. Twee kleuters van een klas hoger gingen naast me staan. Een jongen en een meisje. 'Hoi.' zei het meisje. Ik zei niets. Ik was stil. 'Hallo.' zei de jongen. Het meisje schoot in de lach. 'Wij hebben een standbeeld midden op de speelplaats staan!' lachtte ze. De jongen lachtte mee. Het meisje trok aan mijn lange, dikke haren. Nog steeds maakte ik geen geluid. Misschien was ik beter als standbeeld? De jongen klopte op mijn voorhoofd alsof ik een deur was. 'Hallo, iemand thuis?' riep de jongen in mijn oor. Ik moest moeite doen om tranen binnen te houden. 'Wat een stom standbeeld, zeg!' zei de jongen. Ik twijfelde. Was dat een compliment? Was ik dan leuker als mens? Of was ik gewoon stom? 'Ik wil haar haar.' jammerde het meisje. De jongen liep weg. 'Ze is wel nog mooi..' hoorde ik het meisje zeggen. Ik luisterde maar half. Niemand vond mij mooi. Ik was het "lelijke eendje". Alleen omdat ik een bruinere huid had.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen