I crawl, till' I can walk again.
Wiebelend zat ik in de zithoek van onze kleuterklas. Vrolijk doen. Dat was het gene dat ik al elke dag deed. Triestig zijn kon alleen maar 's nachts. Dan had niemand last van mij. Alle kinderen rondom mij waren opgewonden. 'Vertel eens, wat deden jullie in het weekend?' vroeg de juffrouw ons nieuwsgierig. Alle kinderen staken blij hun handen in de lucht. 'Ik wil!' 'Kies mij!' 'Nee, mij!' hoorde ik mijn medeleerlingen krijsen door de klas. 'Tessa. Vertel maar.'
De juf had één van mijn vriendinnen aangekozen. Blij giechelde Tessa. Ze trok vluchtig haar neus op en begon te vertellen. Ik slikte. Iedereen had altijd iets gedaan in het weekend. En ik.. niets. Niet omdat ik, of mijn ouders te lui waren. Zij hadden altijd gebrek aan tijd. Dus moest ik me kunnen vermaken met mijn kleine zusje. Ik knipperde met mijn ogen. Caithlin, mijn twee jaar jongere zusje, is gemaakt omdat ik me verveelde. Mijn ouders hadden het veel te druk met werk. Ik mocht niets zeggen. Dat vond mijn vader irritant. Ik moest stil zijn. Lachen was verboden. Dat maakte teveel lawaai. Ik kon me ook vermaken zonder lachen, vonden zij. Stil zitten vonden ze niet kunnen. 'Ga toch spelen, zoals andere kinderen doen!' riep mijn vader wanneer ik te stil was. Of soms had ik het geluk om een ander zinnetje aan te horen. 'Wat ben jij aan het uitspoken? Je bent veel te stil!'
Ze hadden geen vertrouwen in mij. 'Keisha?'
Ik schrok op. Mijn gedachten waren meteen wegverbrand uit mijn hersenen. 'Eh..?'
De leerkracht gniffelde. 'Wat heb jij in je weekend gedaan?' vroeg ze lief. Ik dacht na. Zou ik weeral hetzelfde zeggen? Opnieuw vertellen dat ik niets speciaals gedaan had? 'Ik.. Er is bezoek geweest. En, mijn ouders hebben me geholpen met leren fietsen op twee wielen! En in één dag kon ik het al.' zei ik fier. Hoewel ik loog, voelde ik me beter. Het was maar een kleine leugen, maar voor één keer kon ik zeggen dat ik iets gedaan had in het weekend. 'In één dag? Straf!' vond de juf. Ik glimlachte. Ik kon al lang fietsen op twee wielen. Mijn papa wou het me een half jaar geleden aanleren, in de zomervakantie. Hij gaf het op wanneer ik steeds viel. Maar ik niet. Ik bleef volhouden. Ik stond recht en kroop terug mijn stoere, violetkleurige fiets op. 'Keisha, voorzichtig. Je knie ligt al helemaal open. Je kan niet verwachten dat je het tegen vanavond al kan.' zei mijn vader. Ik zette mijn voet terug op mijn pedalen. Nu pas voelde ik de pijn in mijn knie. Ik voelde hoe papa me goed vasthield. Ik trapte en hij zorgde er voor dat ik niet viel. Ik verlangde naar het moment dat hij me losliet. Dat ik kon doorrijden. Alleen. Maar dat moment kwam niet. 'Ik ga even naarbinnen, plakkers voor je knie halen. Voorzichtig zijn, hé.'
Ik keek papa aan. Een gemaakte glimlach vormde op mijn gelaat. Ik zei niet veel. Ik was bang om dingen te zeggen. Om verkeerde dingen te zeggen. Nadat mijn knie verzorgd werd, moest ik eten. Het middagmaal. Daarna zat ik weer op mijn fiets. Mijn papa in de achtertuin, zijn tuintje onderhouden. Ik trappelde, viel, stond op en trappelde. Na een eeuwigheid lang proberen was het me toch gelukt! Ik kon fieten! In minder dan één dag!
Er zijn nog geen reacties.