hoofdstuk 10

Als je weer bijkomt merk je dat je je nog steeds in de sneeuwstorm bevindt. Erger nog, je merkt dat je op de grond ligt. Je wrijft je ogen uit (je make-up is niet meer te redden) en probeert rechtop te zitten; een golf van misselijkheid en duizeligheid dwingt je weer naar beneden. Zwarte vlekken dansen voor je ogen. 'Ze is wakker.' hoor je iemand zeggen. Je kijkt voorzichtig om je heen en ziet dat er een hele groep bezorgde buurtbewoners om je heen staat. Voordat je iets kan zeggen of doen wordt je overeind gehesen door een sterke man van in de 50 met een vriendelijk gezicht. Je kijkt hem dankbaar aan. 'Hoe lang ben ik bewusteloos geweest?' weet je op fluistertoon uit te brengen. De aardige man antwoord. 'Maar een minuutje, ik denk dat het de spanning was. Maar wees gerust, we hebben de ambulance gebeld.' 'Het ziekenhuis is hier maar 5 minuutjes vandaan' doet een vrouw er nog een schepje bovenop. Je knikt dankbaar naar haar, en begint plotseling verschrikkelijk te rillen en te klappertanden. 'Ach arm kind, je moet bevriezen!' zegt de vrouw. Snel geeft slaat ze haar jas om je heen. 'Dank u wel' zeg je rillend. 'Ik ben Mary' zegt de vriendelijke vrouw. 'Sarah' antwoord je. 'Nou Sarah. Vertel eens, wat is er nou precies gebeurt?' Op het gezicht van Mary staat niets dan bezorgdheid te lezen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen