hoofdstuk 9

Met een brok in je keel bedenk je dat dit jou schuld is. De automobilist kan niet veel ouder zijn dan 20, bijna net zo oud als jij. Je voelt een golf van paniek opkomen. ‘Help! Iemand, Help!’ roep je verloren naar de sneeuwstorm. Je stem slaat over, maar niemand die je hoort. Iedereen zit binnen. Met een wild kloppend hart zet je je over je gevoel van misselijkheid heen. Je voelt aan de pols van de jongen, en tot je onnoembare opluchting voel je een hartslag. Je legt je hand tegen zijn hoofd en wilt hem wakker schudden, maar dan bedenk je dat dat misschien wel heel erg slecht voor hem is. Misschien heeft hij wel een hersenschudding, of erger… Je voelt de misselijkheid weer opkomen. Je kijkt een beetje reddeloos om je heen. Er zal toch wel iemand zijn die iets gemerkt heeft? ‘Help! Alsjeblieft!’ roep je nog eens heel hard naar de sneeuwstorm. Je wilt hulp halen, maar je kan de jongen moeilijk alleen laten. Als het er op lijkt dat er niemand komt, en de jongen nog steeds niet ontwaakt, maak je een beslissing, staat op en rent naar een huis. Je belt aan en begint keihard op de deur te bonken, hopend dat er iemand thuis is. Er doet niemand open. Je rent naar het volgende huis, waar na twee keer bellen opengedaan wordt door een chagrijnige vrouw. Haar gezichtsuitdrukking verandert echter opslag wanneer ze je paniekerige gezicht ziet. ‘Snel! Bel een ambulance! Er heeft hier iemand een auto-ongeluk gehad! Hij is bewusteloos!’ schreeuw je tegen haar. Zonder iets te vragen en met een geschrokken gezicht rent de vrouw weer naar binnen. Je merkt dat de tranen over je gezicht lopen en bedenkt dat je er nu in ieder geval compleet mislukt uitziet. Nu beginnen meer buurtbewoners door te krijgen dat er iets aan de hand is en komen ze met nieuwsgierige gezichten kijken wat dat voor een lawaai is dat je maakt. Als ze de auto zien en het lichaam dat er half uit hangt veranderen hun blikken van nieuwsgierig naar geschokt. ‘Is er hier geen dokter ofzo?!’ schreeuw je gefrustreerd naar de mensen. Het enige wat zij doen is een beetje staren; dan merk je dat ze ook naar jou staren. Naar je betraande gezicht (zwarte tranen, dankzij de mascara), rafelige kleren, schoenen met gebroken hak en verpestte kapsel. Je ziet dat je bloed op je hand hebt. Je weet niet of het jou bloed is of dat van de jongen. Om de een of andere reden trekt dit besef je uit de werkelijkheid en begint alles te draaien. Je voelt hevige misselijkheid opkomen, maar voordat je kan overgeven wordt alles zwart.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen