Hoofdstuk 15
‘Het zal ook eens niet,’ bromde Orion.
De dagen waarop Locke zich niet aan hem opdrong, waren op één hand te tellen. Zelfs als hij hem niet zág, voelde hij zijn aanwezigheid wel. Hij was als een rottend kadaver waarvan de stank alle andere geuren opslokte.
Nu was hij alleen nergens te bekennen.
Natuurlijk: hij zou zich verborgen kunnen houden, puur om Orion dwars te zitten. Toch was de man zo geobsedeerd door spiegels dat Orion niet kon geloven dat er niet op zijn minst een blaadje ritselde. Hij wenste dat hij zijn frustratie tegen een van zijn kattenvrienden kon uiten, maar hij had ze met een betoverd kompas op pad gestuurd en zou zelf volgen zodra Merlijn contact zocht via een fluisterspreuk. Normaal gesproken was hij gelijk met hen meegegaan, maar hij kon Cody niet aan zijn lot overlaten en hij wilde ook niet wachten met de zoekactie.
Alleen Spekkie was nog thuis. Helaas was die niet in staat om een diepgaand gesprek te voeren.
Hij zuchtte diep.
Bijna verwachtte hij een smalende reactie daarop, maar het bleef stil. Dit had geen zin. Een onheilspellend gevoel bekroop hem. Wat als Locke achter Cody aan was gegaan?
Het zou typisch wat voor hem zijn om te gaan stoken. Om Cody onder de neus te wrijven dat Orion hem niet verteld had dat hij Cody’s broer ontmoet had. Toen hij nog in het Mensendal woonde, had Locke Luther ook de ene na de andere leugen op de mouw gespeld.
Locke had hem echter weleens verteld dat het hem fysiek pijn deed om ver bij Orion uit de buurt te gaan. Volgens hem waren ze voorbestemd om bij elkaar te zijn en hoewel Orion daar niet in geloofde – of wilde geloven – was Locke dat de afgelopen jaren hardnekkig blijven volhouden.
Misschien vond hij Cody de moeite waard om die pijn te trotseren.
Of misschien was het de zoveelste leugen geweest. Hij had het gevoel dat Locke van leugens aan elkaar hing.
Orion liet de spiegel zakken. Dan moest hij ze zoeken.
Hij had de tuin nog niet doorkruist of een groot silhouet kwam hem stampend tegemoet. Het was de oger.
‘Een bosgeest,’ hijgde hij. ‘Een bosgeest heeft me van Cody weggeleid. Ze lokte me in een moeras en toen ik eindelijk al mijn ledematen eruit had gevist, was Cody al weg. Ik ben zo hard als ik kon hierheen gerend.’
‘Een bosgeest?’ herhaalde Orion verdwaasd. ‘Ik heb nog nooit van een bosgeest gehoord.’
‘Ze zijn zeldzaam.’ Mos steunde voorovergebogen op zijn knieën. Eén knieschijf leek een kwartslag gedraaid. De oger blies kleine windstoten uit terwijl hij op adem probeerde te komen.
Ongeduldig wachtte Orion af tot hij weer een beetje normaal kon spreken.
‘Het zijn wezens zonder lichaam. Ze dringen zich in je gedachten, zoeken naar herinneringen en vormen zich dan naar een herinnering. Naar de persoon om wie je het meest geeft. Hoe langer hun slachtoffer tijd met hen doorbrengt, hoe… meer permanent hun lichaam wordt. Ze blijven in leven door de aandacht van hun slachtoffer. Als die zich niet meer tot hen richt, verdwijnen ze weer en worden ze opnieuw onstoffelijk. Eentje… eentje deed zich voor als Bast. Ze was flinterdun, haar verschijning loste op zodra ik vastzat in het moeras.’ Hij boog zijn hoofd, duidelijk beschaamd dat hij in het trucje was getrapt. ‘De ander zag eruit als Cody. Maar… anders.’
‘Duisterder,’ mompelde Orion. Hij streek met zijn vingers door zijn haren. Al die tijd was het een bosgeest geweest die hem had lastigvallen. Eerst had Locke zich voorgedaan als Cody – maar hij was lang niet zo zachtaardig als de jongen die in Holtgaard woonde. Daarna had hij toegegeven dat hij Cody’s broer was. Dat hij zich eenzaam voelde, dat Orion hem zich beter liet voelen.
Orion was er met open ogen ingetuind.
Zelfs toen Locke als een parasiet begon te voelen, weigerde een deel van hem om zich écht van hem te ontdoen. Omdat hij familie van Cody was. Omdat hij geloofde dat Cody het hem nooit zou vergeven als hij zijn broer iets aandeed – en dat was de enige manier gebleken om van hem af te komen.
Het waren leugens geweest.
Het was een boswezen dat geen enkele echte connectie met Cody had. Die enkel was ontstaan door Orions eenzaamheid en het feit dat hij de jongen niet kon loslaten.
Daardoor was er een monster geboren dat onmogelijke goede bedoelingen met Cody kon hebben. ‘Wat denk je dat hij van Cody wil?’ Zijn stem sloeg over.
‘Ik weet het niet. Maar het zal niets goeds zijn.’
Er zijn nog geen reacties.