Foto bij level 47





Ze trokken richting het noordoosten zoals de smid had aangeraden. Reyan hield de gehele weg een waakzaam oog op Ardin. Zijn vriend klaagde niet, maar Reyan merkte de subtiele veranderingen in zijn karakter en gedragingen nu duidelijk op. Waar Ardin normaal recht in het zadel zat, zat hij nu meer ingedoken, alsof elke stap van zijn paard hem zwaarder viel. Soms hield hij daarbij zijn besmette onderarm vast, zijn vingers verkrampt om de stof van zijn mouw. Zijn blik was vaak afwezig, zwevend ergens tussen waakzaamheid en uitputting. De teugels in zijn handen trilden soms lichtjes. Zweetdruppels gleden langs zijn slaap en verdwenen in de kraag van zijn tuniek. Reyan klemde zijn kaken op elkaar en dwong zichzelf om niet voortdurend naar hem te kijken—om niet te laten merken hoeveel zorgen hij zich maakte.
      Met een paar uur – waarin ze zeker vier keer waren gestopt Ardin te laten uitrusten – openden de warrige wilgenbossen zich naar een lager, drassiger terrein. De bosrand vervaagde in een lappendeken van rietvelden, glinsterende poelen en doorweekte grond, en daar, half verzonken in de zachte aarde, lagen de verwoeste ruïnes van het onderzoekscentrum. Reyan hield zijn adem even in bij het zicht. Wat ooit een bolwerk van kennis en innovatie moest zijn geweest, lag nu in puin, een schim van zijn vroegere grootsheid. Dit had een bastion kunnen zijn voor vooruitgang, misschien zelfs voor de wereld. Ooit was dit vast de trots van zijn broer geweest, van onderzoekers en alchemisten die hier hun leven aan de magie en wetenschap hadden gewijd.
      Ze reden tussen de brokstukken door, waar het modderige pad amper zichtbaar was tussen de half vergane planken en platen die ooit mogelijk loopbruggen waren geweest. Tussen het riet lagen glanzende stukken van wat waarschijnlijk een imponerende mozaïek was geweest, de gekleurde fragmenten half bedolven onder waterplanten en veenmos. Reyan hield zijn paard in en staarde naar de ingestorte torens die aan weerszijden van het bolwerk in stukken lagen, hun fundamenten weggespoeld door het water, overgroeid met zilvermos, zeggegras en drijvende varens. Hij vroeg zich af of daar misschien een observatorium in had gezeten, of zijn broer daar ooit naar de sterren had gekeken en aan hem had gedacht.
      Verderop stond een grotere ruimte nog overeind, al waren delen ervan zwartgeblakerd. De verkoolde resten van steunbalken priemden als gebroken ribben uit de ingestorte muren. Hier stapte Reyan af en de rest volgde zijn voorbeeld.       Ze lieten de paarden tussen de pollen moerasgras staan en begaven zich richting de massief houten deuren van wat waarschijnlijk de hoofdingang was geweest. Een van de deuren hing scheef in zijn scharnieren en kraakte toen Reyan er tegenaan duwde om zich door de opening te wringen. Het krijsende geluid echode door de lege hal. Een klamme, muffe lucht vol schimmel, vocht en vergaan perkament kwam hem tegemoet, en bij elke stap wervelde stof op uit de gebarsten marmeren vloer, vermengd met moddersporen van diertjes die naar binnen waren gesleept.
      De hal die zich voor hen uitstrekte moest ooit imposant zijn geweest. De marmeren vloer was bedekt met grove stukken hout en scherven van gebarsten glas-in-loodramen. Diepe scheuren trokken als littekens door het gesteente, en lange ranken van klimop hadden zich door de barsten in de muren gewrongen. Mossen kropen langs de pilaren omhoog, en op sommige plekken drupte water uit scheuren in het plafond. Door een gapend gat in de hoge koepel braken zonnestralen naar binnen, hun licht gevangen in de dansende stofdeeltjes en glinsterend in de fijne nevel die in de vochtige lucht hing.
      ‘Wauw.’ Kyrins stem weerkaatste door de ruimte. Ze liet haar blik over de restanten van het eens zo trotse bouwwerk glijden en veegde gedachteloos een paar glasscherven opzij met haar voet. ‘Dus dit is waar jouw broer werkte.’ Ze tuitte haar lippen en knikte geïmponeerd. ‘Sjiek hoor.’
      Dat was het vast ooit geweest.
      ‘Kijk eens.’ Fay gebaarde naar de achterwand, waar zonlicht gefilterd door gebroken glas-in-lood in gekleurde vegen over de vloer viel. Aan de muur eronder hingen verschroeide wandtapijten, waarop Reyan vaag de vervaagde contouren van gilde-emblemen kon onderscheiden.
      ‘Het gebouw behoorde tot de Gilde.’
      Ze keek Reyan aan. ‘Zou hij hebben geweten wat de Gilde met zijn onderzoeken wilde doen, denk je?’
      Reyan wist het niet, maar hij voelde zich er niet bepaald fijn onder. Zeker nu hij wist wat hij wist. Hij liep verder de ruimte in, zijn voetstappen hol weerkaatsend tussen de muren. Links was een gang die volledig was ingestort, de weg geblokkeerd door een puinhoop van stenen en verbrande balken. Daar zouden ze met geen mogelijkheid doorheen kunnen komen. Aan de andere kant was er een tweede gang die uitkwam in een vernielde bibliotheek. De vloer lag bezaaid met boeken, losse pagina’s en gescheurde kaften alsof iemand hardhandig de boeken uit elkaar had gescheurd. De hoge boekenkasten stonden scheef, sommige lagen op hun kant of waren compleet vernield. Tafels waren bedekt met een dikke laag stof en as. Hier en daar lagen verschroeide perkamentrollen, hun randen opgekruld door hitte.
      ‘Doodzonde,’ fluisterde Fay terwijl ze treurig een vernield boek van de grond raapte. ‘Dit was waarschijnlijk tientallen jaren aan kennis. Misschien meer.’
      ‘Waarom zou de Gilde dit allemaal verwoesten?’ vroeg Ardin hardop terwijl hij tegen een robuuste tafel leunde.
      ‘Nevenschade waarschijnlijk.’ Sohra wierp het verbrande boek in haar handen van zich af. ‘Andere dingen waren belangrijker.’ Ze wierp een blik op een skelet dat verborgen lag achter een versleten bureau. Het leek erop dat deze persoon zich tevergeefs had verstopt voor de indringers. Reyan rilde. ‘Laten we kijken of we een aanwijzing kunnen vinden waar Maddox kan zijn.’
      Ze doorzochten meerdere kamers en ruimtes in het enorme gebouw, sommige meer vernield dan anderen. Uiteindelijk vonden ze een van de intact gebleven laboratoria. Het was een groot vertrek, gevuld met lange werktafels waar nog flessen, half verbrande perkamentrollen en metalen instrumenten op lagen. Langs de muren groeiden paddenstoelen op plekken waar vocht zich had opgestapeld, en de lucht was dik van rottende geur en nat hout. Hier en daar stonden omgevallen kasten, hun inhoud van flesjes elixer, oude manuscripten en alchemistische gereedschappen verspreid over de vloer. Een enorme koperen ketel stond op zijn kant, met opgedroogde resten van wat ooit een brouwsel moest zijn geweest. Reyan wierp een blik over zijn schouder. ‘Verspreiden en zoeken.’
      Zijn vrienden verspreidden zich over de kasten, tafels en bureaus, terwijl Reyan op de grond neer knielde en een stapel papieren bij elkaar veegde. De inkt was grotendeels vervaagd maar hij kon nog steeds cryptische formules en diagrammen onderscheiden. Hij vroeg zich sterk af of ze in deze puinhoop iets zouden kunnen vinden dat hen zou kunnen helpen. Hij keek om naar Ardin, die naast Sohra bij een grote boekenkast stond, hun vingers met elkaar verstrengeld.
      Omwille van hem.
      ‘Reyan.’ Papier knisperde toen Fay eroverheen liep. Ze hield hem een papier voor. ‘Dit beschrijft een bron in de buurt van het onderzoekscentrum, waar de onderzoekers hun mana vandaan haalde voor de experimenten.’
      Reyan pakte het papier aan en liet zijn blik over het kriebelige handschrift gaan. ‘Ik vermoed dat ze daar de mana vandaan haalde voor hun experimenten.’
      ‘Ik heb hier iets over de mana,’ riep Sohra, die met een voet op een hoge plank balanceerde. ‘Ik denk dat de onderzoekers dachten dat ze met hun experimenten mana sterker zouden maken voor minder overbodige afname en gebruik en de gezondheid van de bronnen waarborgden.' Ze liet zich met een zucht weer op de grond vallen. ‘Terwijl ze in tegendeel de Gilde hielpen machtiger te worden.’
      ‘Jongens, jullie moeten even komen kijken.’ Kyrin zat gehurkt bij een grote haard, haar vingers hield ze tegen het gietijzeren keteltje dat in het midden aan een stevige stang hing. ‘Hij voelt warm.’
      Reyan snelde naar haar toe en legde zijn hand ook tegen de ketel. Met grote ogen keek hij Kyrin aan. Dat kon niet. Deze plek zag er naar uit alsof hier al een jaar niemand was geweest.
      Er ging een schok door Reyan heen toen het geritsel van papier de stilte doorbrak, alsof iemand zojuist een boek uit elkaar had laten vallen. Maar hij realiseerde zich al gauw dat dit geluid niet vanuit hun kamer klonk. Hij keek verschrikt op naar de gang waar een persoon zich in de schaduwen hulde. Binnen een tel had Kyrin haar zwaarden van haar rug getrokken. ‘Staan blijven,’ siste ze, maar het figuur draaide zich razendsnel om en schoot de gang in.
      Reyan sprintte erachteraan. Zijn hart raasde door zijn borst als een losgeslagen paard. Het figuur was jong- hij sprong met gemak over de puinzooi en Reyan had moeite hem bij te houden door de smalle hallen en kamertjes. Meerdere vederlichte voetstappen volgden hem - Kyrin en Fay. Het was een opluchting dat Ardin met Sohra achter was gebleven.
      Ze draaiden een hoek om en kwamen uit op een trap. Reyan zag nog net een flits van de mantel van het figuur toen het over de balustrade verdween. ‘Fay!’ riep hij.
      Fay wachtte zijn commando niet af en lanceerde zich met een vloeiende beweging de balustrade op. De houten treden kraakte onder Reyans voeten toen hij, samen met Kyrin, de trap op snelde. ‘Hij is snel,’ hijgde Kyrin. Bovenaan de balustrade hoorde hij een afschuwelijk gekraak en Fay gilde. Hij begon harder te lopen en zag nog net hoe een deel van de balustrade naar beneden donderde. De steunbalk was volledig vernietigd. Trillingen trokken door de vloer toen de grond onder Fays voeten verdwenen en zijn vriendin met een gil naar beneden stortte.
      ‘Fay!’ Hij klampte zich vast aan het deel van de balustrade die nog overeind stond. Hij tuurde omlaag, maar een stofwolk steeg op, prikkend in zijn ogen en belemmerde zijn zicht. Hij drukte zijn mouw tegen zijn ogen en riep naar beneden: ‘Fay, ben je in orde?’
      ‘Ik leef!’ hoestte Fay van beneden en Reyans hart fladderde van opluchting. ‘Ga!’ riep ze, ‘voor je hem kwijt raakt!’
      Reyan keek Kyrin vluchtig aan en activeerde zijn pantservuist. Kyrin knikte en samen zetten ze hun achtervolging voort. Ze raasden door een lange gang en de figuur wierp zijn arm naar achteren – een flits vulde de lucht voordat er een gloeiend licht hun kant op schoot. Reyan vormde snel een krachtveld en het licht kaatste af tegen de glanzende omheining.
      Kyrin vloekte. ‘Een magiër.' De man was inmiddels een kamer in verdwenen. Reyan en Kyrin snelde achter hem aan, een halfdonkere ruimte in, waaruit het gekletter van gebroken glas weerklonk. Hijgend kwam Reyan tot stilstand, zijn vuist geheven en klaar voor een aanval. Zweet kriebelde zijn haarlijn. Rijen stoelen stonden op diverse verhogingen aan een zijde van de kamer en aan de andere kant een podium, als een oude collegezaal. Langs de laatste rij stoelen was een groot raam, en de man die uit het raam probeerde te ontsnappen. Reyan dacht snel en activeerde een krachtveld rond het raam.
      ‘Het is voorbij,’ zei Reyan terwijl de man tegen zijn krachtveld duwde, ‘je kan geen kant op. Zeg ons wie je bent!’ Reyan bleef hem strak aankijken terwijl de man zich langzaam omdraaide, zijn adem zwaar en onregelmatig. Hun blikken ontmoetten elkaar, en Reyan verstarde. Het voelde alsof hij geen lucht meer kreeg.
      Zijn gezicht was magerder dan hij zich herinnerde, zijn haar dof en op schouderlengte, maar het was hem. Ongetwijfeld.
      ‘Maddox?’
      De verbijstering in zijn ogen was even groot. ‘Reyan?’ fluisterde hij schor, alsof hij in geen dagen had gesproken. ‘Reyan, ben jij dat?’
      Reyans handen trilden bij het horen van zijn stem. Zijn pantservuist verdween in zijn polsband. Hij zette een paar stappen dichterbij, week zijn blik geen moment van Maddox’ gezicht tot hij helemaal bovenaan de trap was. Maddox verroerde zich niet, bleef hem sprakeloos aankijken. Toen overbrugde hij de afstand en omhelsde hem. ‘Ik kan niet geloven dat je hier echt bent.’ Zijn stem klonk rauw van emotie. Reyan kon het ook niet geloven. Was dit waar hij al die tijd had gezeten? Er waren momenten geweest waarop hij zich af had gevraagd of Maddox nog wel leefde. Hij voelde de omtrek van zijn botten onder de dunne stof van zijn mantel. Die angst was misschien nog reëel geweest ook.
Maddox liet hem langzaam los en bekeek zijn gezicht. Zijn ogen schitterden, ondanks de duidelijke vermoeidheid die op zijn huid rustte. ‘Je bent al zo.. volwassen.’
      Reyan wist niet wat hij moest zeggen. Eigenlijk waren er zoveel dingen die hij wilde zeggen, zoveel dingen die hij wilde vragen. Hij wilde alles weten. Hij wilde weten wat de Gilde precies van plan was en wat hun familie ermee te maken had. En er was nog steeds dat stemmetje in zijn hoofd dat hem wilde vragen waarom hij hem had verlaten, zelfs al wist hij dat die vraag niet eerlijk was. Hij stuurde het stemmetje weg en knipperde met zijn ogen.
      Zijn broer lachte zachtjes en sloeg zijn arm om Reyans schouders. ‘Kom,’ zei hij, ‘Ik kan begrijpen dat er momenteel veel door je heen gaat. Laten we verder praten rond een kop kruidenthee.’ Hij wierp een blik op Kyrin die beneden stond te wachten. ‘Ik geloof dat we elkaar veel te vertellen hebben.’




Reageer (1)

  • LynnBlack

    Eerst en vooral wauw wat een goed omschreven hoofdstuk.
    Je voelt de spanning, maar ook elk detail telt.
    Twee, deze kan ik even niet laten maar "Wat sjiek!" dat jullie het woord sjiek ook gebruiken in Nederlands, haha dat voelt zo Vlaams aan.
    Drie jaaaa ik hoopte al dat het Maddox zou zijn!

    7 maanden geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen