. . .

Normaal was Holtgaard het toonbeeld van harmonie. Dorpelingen schoffelden hun tuin, plukten de rijpe aardbeien of verwijderden de uitgebloeide bloemetjes. Het was geen zeldzaamheid als buurtbewoners aan het hek bleven staan om een praatje te maken en de mooie bloemperken becomplimenteerden. Een glimlach, een vriendelijk knikje, een bemoedigend woord, voordat men zijn weg door het dorp vervolgde.
      Nu waren alle tuinen leeg. Niemand liep meer door de straten.
      Iedereen had zich verzameld op het dorpsplein, waar zware tromslagen een ernstige uitdrukking op de gezichten van alle aanwezigen achterlieten.
      Verder was het muisstil.
      De deur van het raadshuis zwaaide open. Een jonge vrouw daalde met opgeheven hoofd de treden af. Over het grindpad liep ze naar het dorpsplein toe, gevolgd door de zes raadsleden. Hun donkere mantels sleepten net niet over de grond.
      Cody hield zijn adem in. Dit hele gebeuren voelde zo bekend. Het was net alsof hij een herinnering bekeek, met als enige verschil dat de banneling deze keer een meisje was. Haar donkerbruine haren glansden in het zonlicht, haar groenblauwe ogen straalden vastberadenheid uit en haar mond vormde een verbeten streep.
      Orion had gegrijnsd. Zelfs nu, vijf jaar later, kon Cody die grijns nog helder voor zich gezien. De jongen had bijna altijd gegrijnsd.
      Onwillekeurig vroeg Cody zich af of hij nu nog steeds grijnsde, nu hij al vijf jaar in de wildernis woonde.
      Het drukkende gevoel op zijn borst maakte het ademhalen niet makkelijker.
      Slanke vingers vlochten zich langs de zijne. Gaven een kneepje.
      Cody keek opzij en zag dat Fleur bemoedigend naar hem glimlachte. Zijn wangen werden warm. Als ze had geweten aan wie hij dacht, had ze vast niet geglimlacht.
      De banneling – Nova – hield halt voor de waterput. De raadsleden gingen naast haar staan. Op een meter van de stenen rand vandaan keken ze de put in. Het was lang geleden dat er voor het laatst water uit omhoog was getakeld. Er bevond zich al jaren een smalle wenteltrap in die naar de herinneringenkluis leidde.
      De trommen zwegen.
      Zelfs het gekwetter van vogels was niet te horen, hoewel Cody wel een paar koolmezen op een dakgoot zag zitten. Waarschijnlijk was al het geluid met een spreuk gedoofd.
      Slechts één geluid drong door de barrière heen. Klikkende hakken op steen. Bij iedere tik klonk het iets luider, totdat de burgemeester uit de waterput omhoog kwam. Ze stapte zonder op haar hoge schoenen te wiebelen op de rand van de put en daalde daarna in een kaarsrechte houding het uit steen gehouwen trapje af.
      In haar handen hield ze het hengsel van een lantaarn. In het glazen omhulsel wervelden gouden, zilveren en bronzen sluiers, als vissen in een kom. Af en toe schoot er ook iets zwarts doorheen.
      Herinneringen. Hoewel Cody iedere avond van die flarden uit zijn hoofd zag opstijgen, bleef het vreemd om zo’n gedachtennis te zien. Zeker nu het duister de kleur van de herinneringen niet verhulde.
      Wat de burgemeester in haar handen hield, was Nova’s identiteit.
      Iedere herinnering die haar gevormd had tot wie ze nu was.
      Iemand die op het punt stond om Holtgaard te verlaten. Voorgoed.
      ‘Hier in Holtgaard houden wij een aantal waarden hoog in het vaandel. Gelijkheid. Integriteit. Rechtvaardigheid. Door dit altijd in acht te houden, hebben wij een samenleving opgebouwd die haar gelijke niet kent. We hebben een plek gecreëerd waar iedereen zich geborgen en gewaardeerd voelt. Als iemand zich toch van ons wenst af te keren – om welke reden dan ook – dan voelt dat als een dolk in onze rug. Het doet pijn om één van de onzen te zien vertrekken. Als die de gevaren van het woud verkiest boven alles wat Holtgaard te bieden heeft. Toch willen wij hier niemand tegen zijn wil vasthouden.’ Hoewel de burgemeester eerst om zich heen keek, richtte ze zich nu tot Nova. ‘En dus ben je vrij om te gaan, Nova. Beaam jij dat jij op de hoogte bent van de consequenties van je vertrek? Door de smet die in het woud leeft en de betoveringen die onheil zullen brengen, kun je nooit naar Holgaard terugkeren.’
      ‘Ik ben mij ervan bewust dat ik nooit zal mogen terugkeren.’
      Een snik klonk op in de menigte. Cody draaide zijn hoofd opzij. Slechts een paar meter bij de put vandaan stonden Nova’s ouders. Haar vader had een arm om de schouders van zijn vrouw geslagen.
      ‘Alsjeblieft,’ smeekte ze. ‘Blijf alsjeblieft bij ons, Nova. Je plaats is hier.’
      Nova rechtte haar schouders. Er lag een verbeten trek om haar mond. ‘Je weet waarom ik niet kan blijven.’
      ‘Je kunt ons niet in de steek laten!’ snikte ze. ‘Niet jij ook!’
      Nova keek weg. Ze klemde haar lippen stijf op elkaar.
      Koos ze er bewust voor om te vertrekken? Cody was daar nooit eerder getuige van geweest. Meestal ging het om mensen die vanwege hun misdaden verstoten werden. Wilde ze naar haar broer toe? Zelf had Cody geen broers of zussen, dus hij wist niet hoe het was om er een kwijt te raken.
      ‘Mijn besluit staat vast,’ zei Nova uiteindelijk.
      De burgemeester knikte. ‘Het zij zo. Dan wil ik je nu vragen om je gevorderdengewaad uit te trekken.’
      Zonder veel omhaal deed Nova de mantel af die ze bij haar afstuderen had gekregen. Als vanzelf liet Cody zijn handen over de bordeauxrode stof van zijn eigen gewaad glijden. Hij kon zich niet voorstellen er ooit afstand van te doen, het stond symbool voor jarenlange toewijding en hard werken.
      Nova legde haar mantel – donkergroen – opgevouwen voor haar voeten. Daarna kwam ze overeind.
      ‘Deze zijn voor jou,’ vervolgde de burgemeester. ‘Ik hoop dat je ze meer zal koesteren dan je Holtgaard gekoesterd hebt.’
      ‘Zo overdreven.’ Heel even was het alsof de geest van Orion naast hem stond, met zijn armen over elkaar geslagen en leunend tegen een muur die er helemaal niet was. Na al die jaren kon Cody zijn stem nog haarscherp herinneren – evenals de manier waarop hij zijn mondhoek iets optrok.
      Cody kon de herinnering niet helemaal plaatsen. Waarschijnlijk tijdens de wekelijkse toespraak in de aula, bij aanvang van de nieuwe schoolweek.
      De flarden van de herinnering klaarden op. Het was Fleur die naast hem stond, en ze keek hem onderzoekend aan.
      Cody voelde zijn wangen weer gloeien. Als ze weet waar ik aan denk… Ze was een van de archivarissen, ze zou kúnnen zien waar hij aan dacht. Hij schudde die gedachte van zich af.
      Zo was ze niet. Ze nam haar baan heel serieus en zou die nooit voor zoiets misbruiken. Ze had geen enkele reden om zijn herinneringen te willen inzien.
      Hij schonk haar een schuldbewuste glimlach en focuste zich snel weer op de burgemeester. Het kwam gewoon door deze gebeurtenis dat hij steeds aan Orion dacht. Verder had het niets te betekenen.
      Het antwoord van Nova moest hij gemist hebben. Ze had de gedachtennis van de burgemeester aangenomen en naast zich op de grond gezet. Voorzichtig stopte ze hem in een tas, die ze daarna over haar schouders hing.
      ‘Vaarwel, Nova.’
      ‘Vaarwel, Nova,’ echode de menigte.
      Cody’s mond voelde droog. Hij had de afscheidsgroet ook moeten uitspreken, maar die zat nog ergens in zijn keel vast. Het was net alsof zijn gedachten achter de gebeurtenissen aan sjokten.
      Tijd voor een echt afscheid was er niet.
      De tamboers namen de stokken weer vast en vingen opnieuw hun ernstige ritme aan. Op de maat van hun slagen liep Nova van de put weg. De raadsleden kwamen in beweging en bleven aan haar beide zijden in een somber, zwart rijtje lopen.
      Cody keek haar na tot de menigte zijn blik blokkeerde.
      Hij kende Nova nauwelijks. Toch voelde het als een gemis dat hij haar nooit meer terug zou zien.

Reageer (3)

  • Laleah

    Spannenddd! Ik zit er ook echt meteen in! Je schrijfstijl blijft zo meeslepend, love it!

    1 maand geleden
  • Caverna

    Oeh nice ^^

    1 maand geleden
  • Renna

    Oeehh intriguing intriguing 👀

    1 maand geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen