Een verstikte kreun kwam ongevraagd over Kais lippen toen hij zijn hoofd probeerde te draaien om de figuur beter te kunnen zien. Hij kneep hard zijn ogen dicht toen een golf misselijkheid hem overmande en dwong zichzelf daarna om ze weer te openen; wijder deze keer. Zijn bloed voelde als lood in zijn aderen; zijn lichaam te zwaar om te bewegen.
      Aan de rand van zijn gezichtsveld merkte hij een metalen haak met twee plastic zakken op. Eentje ervan was bijna leeg. Waar was hij? Nog steeds in zijn hoofd? Of was dit wél echt?
      Kai knipperde een paar keer met zijn ogen, in de hoop ze beter te kunnen focussen. De hele ruimte draaide rond hem. Het deed zijn hartslag versnellen; zweet brak uit op zijn voorhoofd. Hij had zo ontzettend veel dorst.
      Zijn maag gromde.
      En honger.
      De persoon op de stoel sprong overeind, haar gsm nog steeds in haar handen. Ze was een flits van wit-zwart-roze; klein met brede schouders en brede heupen.
      Kais gezichtsveld kantelde. Zwarte vlekken dansten doorheen de ruimte; over het meisje met haar knalroze T-shirt en haar korte, steile, zwart-witte haren heen. Hij deed een poging om ze weg te dwingen; om zijn ogen te forceren opnieuw te focussen, maar zijn hoofd was een kapotte filmprojector.
      “MÈTRÈ! NIKROS ÈLROM’N!” brulde het meisje. De luidheid van haar stem werd geëchood door een piek in de muziek die de elektrische gitaar speelde.
      Kai kromp in elkaar en zijn lichaam protesteerde meteen. Hij onderdrukte een braakneiging, slikte de galsmaak die in zijn mond kwam weer door. Zijn oren namen de klanken op die uit de keel van het meisje waren gekomen – ontzettend luid; Kais hoofd barstte ervan in twee – en zonden ze naar zijn brein, die een poging deed om het vanuit het Oud-Valedaans te vertalen. Meting! De dood is vrij!
      Kai fronste en de vlekken dansten opnieuw doorheen de ruimte. De lettergrepen die het meisje uitsprak hadden niet helemaal geklopt. Haar e’s waren te langgerekt en haar r’s te scherp. Ze had het laatste deel van haar woord ingeslikt, wat een hint gaf naar een noordelijk dialect.
      Een vrouw kwam samen met het geluid van mandoline de kamer binnengesneld en zei iets tegen het meisje op een berispende toon. Kai staarde naar de bliksemflitsjes die rond haar hoofd speelden en toen de vrouw zich naar hem toe draaide en op een trage, nadrukkelijke manier begon te spreken, besefte hij dat ze Astrisch sprak.
      “Goeiemiddag, jongeman. Ik ben dokter Dorkas Dimitrios. Je bevindt je in de dorpskliniek van Kandakion. Kun je met je ogen knipperen als je me begrijpt?”
      Kai knipperde opnieuw een paar keer met zijn ogen, eerder uit verwarring dan als antwoord op de vraag van de vrouw. De bliksemflitsen die rond haar hoofd speelden, sprongen op de muren en staken het behangpapier in brand. Hij staarde ernaar terwijl de brul van het meisje nog steeds in zijn oren echode; de betekenis ervan puzzelstukjes die chaotisch in zijn hoofd rondzweefden. Heel moeizaam kreeg hij ze te pakken, terwijl de kamer rond hem langzaamaan begon te smeulen.
      “Moeder…” vertaalde hij verward naar het Calçadariaans, maar zijn te zachte, te hese stem stokte omdat hij plots geen adem kreeg. Zijn longen waren vergeten hoe ze zijn stem moesten ondersteunen. Hij dwong zichzelf om diep in te ademen, maar het beklemmende gevoel verdween niet. Uiteindelijk slaagde hij er toch in om de rest van de zin te vertalen: “Het lijk is wakker?” Zijn stem was evenveel schuurpapier als de binnenkant van zijn mond; te onzeker over hoe het woorden moest vormen. Ze duwden opnieuw op zijn borstkas en de randen van zijn gezichtsveld werden troebel. Een misselijk gevoel overviel hem. Hij slikte. Of probeerde dat toch. Er was geen speeksel om het ongemak mee door te spoelen.
      Het meisje en dokter Dimitrios wisselden blikken uit die het midden hielden tussen bezorgd en nieuwsgierig en Kai vroeg zich af of ze door hadden dat de kamer in brand stond.
      “Aleks, ga even water voor hem halen,” zei de vrouw. Ze trok een tweede stoel dichterbij en draaide hem een stukje, terwijl Aleks opstond en vertrok, schoof hem dichter bij Kais bed en ging zitten. Ze wisselde naar het Calçadariaans, haar accent licht en zangerig.
      Het was een zachte streling over Kais pijnlijke hoofd.
      “Kun je me je naam zeggen?”
      De muren staan in brand, wilde Kai zeggen, maar de vraag sloeg hem uit zijn lood. Ontzet focusten zijn ogen op de dokter. Het was zo’n simpele vraag. Dokter Dimitrios leek zo oprecht bezorgd; vroeg hem dat ene, onschuldige iets, waarvan het antwoord haar in staat zou stellen om Kai verder te helpen. Uit te zoeken waar hij vandaan kwam. Hem terug naar huis sturen.
Kais misselijkheid nam toe. Hij bleef stil. De mist in zijn hoofd en de rook in de kamer maakten nadenken moeilijk. Het duurde een aantal seconden voordat hij een klein, opgelucht stemmetje kon ontwaren aan de basis van zijn schedel, bij de top van zijn ruggengraat.
      Is dit het dan? zei het zachtjes. Kunnen we hier eindelijk opnieuw beginnen?
      Waar was hier? Je bevindt je in de dorpskliniek van Kandakion. Op Astros, als Kai het goed had. Een eiland ten noorden van Gild.
      Het meisje, Aleks, kwam opnieuw binnen met een glas water, dat ze aan haar moeder gaf.
      Kai schrok op toen de vlammen zijn bed bereikten. Zijn ademhaling werd gejaagder.
      “Rustig aan,” zei Dorkas, op dat lichte, bemoederende toontje dat Kai nooit bij zijn eigen moeder gehoord had. “Drink even. Kleine slokjes.”
      Maar Kais dorst verdrievoudigde op het moment dat ze het glas tegen zijn lippen zette, ondanks het feit dat het vuur zich nu in dat glas verplaatst had en hij het zomaar ineens opslokte. Het deed zijn maag samentrekken. Zijn arm trilde toen hij het hief om het glas zelf vast te houden en een plotselinge frustratie overviel hem toen het hem niet lukte en Dorkas bemoedigend glimlachte en weigerde om hem het glas in één keer leeg te laten drinken. Zijn boze blik in haar richting was een tikkeltje kinderachtig, maar hij merkte ook op dat de brand in de kamer plotseling verdwenen was. Hij vroeg zich af of hij die volledig opgedronken had.
      “Ik weet dat je dorst hebt, maar je maag is al tien dagen leeg. Ik wil niet dat alles er meteen weer uit komt, oké?”
      Kais ogen volgden achterdochtig het glas toen ze het op het tafeltje naast zijn bed neerzette. Het vuur was in water veranderd en zijn hoofd voelde, om de een of andere reden, een tikkeltje minder zwaar. De mist voelde minder dik.
      Je maag is al tien dagen leeg. Wat was er gebeurd?
      Nu zijn ogen voldoende aangepast waren aan het licht dat eerst zo overweldigend was geweest, liet Kai zijn blik over zijn blote arm glijden. Een witte plakker verborg de naald van het infuus dat in de rug van zijn hand stak.       Hij bewoog zijn vingers moeizaam, probeerde de kleine spiertjes daar op te spannen, maar de naald zat in de weg.
      Hij voelde zich zwak.
      “Dus je komt uit Calçadar.” Dorkas zei het als vaststelling, niet als een vraag.
      Kai keek weer naar haar op, bestudeerde haar nieuwsgierige gezicht en knikte. Stijfjes. Zijn spieren waren net bamboehout.

Reageer (2)

  • Callahan

    Ah yes Kai, you drank the fire. Yum yum. :Y)

    3 weken geleden
    • RSK

      Eerlijk, ik vond die hallucinatie heel leuk om te schrijven hahaha

      3 weken geleden
  • Frodo

    Ik ga niet lezen want ik moet eerst Windstil nog bingen, but here for support *O*

    3 weken geleden
    • RSK

      I appreciate you (H)

      3 weken geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen