41. Onzeker
De tourbus reed door de straten van Luxemburg, op weg naar ons hotel. Het geruis van de motor en het zachte gewiebel van de bus konden de spanning in de lucht niet verdrijven. Ik zat naast Bas, die naast me zat met een bezorgde blik, terwijl Paul voor ons stond met zijn armen over elkaar geslagen. Zijn ogen waren scherp en streng, en ik voelde me ongemakkelijk onder zijn intense blik.
"Elise, wat was dat nu?" zei hij voor de tweede keer, zijn stem harder deze keer, hopend dat ik eindelijk zou reageren. Ik opende mijn mond om iets te zeggen, maar de woorden bleven steken. De frustratie op zijn gezicht werd alleen maar duidelijker. "Godverdomme, Elise," vervolgde hij met een mengeling van woede en teleurstelling in zijn stem. "Dit was hét moment om het publiek warm te krijgen voor onze band. En wat doe jij? Je bevriest."
Een schok ging door me heen, en ik hoorde mezelf hakkelen, "Het was allemaal wat overweldigend..." Mijn stem klonk breekbaar, bijna niet meer dan een fluistering. Paul draaide zijn hoofd met een felle beweging weg, alsof hij niet kon geloven wat hij zojuist gehoord had. "Wat zeg je nu?" riep hij, zijn stem klonk hard en scherp in de kleine ruimte van de tourbus. "Je doet alsof dit de eerste keer is dat je met fans en de pers omgaat!"
Een golf van paniek overspoelde me. Hij had gelijk—of tenminste, hij dacht dat hij gelijk had. De andere Elise had hier ervaring mee, ze was zelfverzekerd, onverschrokken, en wist precies hoe ze met zulke situaties om moest gaan. Maar ik was niet die Elise. Ik was iemand anders, iemand die nog nooit met fans, pers en bekend zijn heeft moeten omgaan, en het idee om die zelfverzekerde façade op te zetten voelde alsof ik op elk moment in duizend stukken zou breken.
Paul's frustratie was voelbaar, en het voelde alsof zijn woede zich als een knoop in mijn maag nestelde. Maar voordat ik verder in mijn gedachten kon verzinken, voelde ik de geruststellende druk van Bas' hand op mijn been. "Paul, rustig," zei hij met een kalme, maar vastberaden toon.
"Rustig?!" Paul draaide zich abrupt om naar Bas, zijn ogen nog steeds vurig van woede. "Waar is die zelfverzekerde Elise naartoe? Die heb ik nodig!"
"Paul," ging Bas onverstoord verder, "vergeet alsjeblieft niet wat er allemaal met Elise gebeurd is, ja? Ze heeft het afgelopen jaar veel te verwerken gehad." Zijn woorden waren als een kalmerend balsem, en ik zag hoe de spanning langzaam van Paul's gezicht begon weg te trekken.
Paul ademde diep in en uit, alsof hij probeerde zijn emoties onder controle te krijgen. "Juist, ja," mompelde hij uiteindelijk, zijn toon minder fel maar nog steeds doordrenkt van teleurstelling. Hij draaide zich terug naar mij, zijn blik nu iets zachter. "Elise, verpest het niet nog een keer."
Met die laatste woorden draaide hij zich om en liep verder de tourbus in, zijn stappen zwaar en vermoeid. Ik bleef stil zitten, de spanning in mijn lijf bleef nazinderen, terwijl Bas zijn hand nog steeds geruststellend op mijn been hield.
"Hey, trek het je niet aan," fluisterde Bas zodra Paul ver genoeg weg was. Zijn stem was zacht en zorgzaam, alsof hij begreep hoe dicht ik bij het breekpunt stond. Ik keek naar hem, mijn ogen vol met emoties die ik niet kon uitdrukken. Ik kon alleen maar knipperen, bang dat als ik iets zou zeggen, de tranen die ik zo hard probeerde tegen te houden, los zouden barsten.
Bas zag het, voelde het, en zonder dat ik iets hoefde te zeggen, kwam hij dichterbij. "Ik leer je de kneepjes van het vak wel," zei hij geruststellend, terwijl hij even over mijn arm wreef. Zijn stem was zo vol vertrouwen, zo zeker dat het me een beetje rust gaf. Ik knikte, niet in staat om woorden te vinden, en draaide mijn hoofd terug naar het raam van de tourbus. Buiten schoten de lichten van Luxemburg voorbij, maar mijn gedachten dreven ergens anders heen, terug naar een tijd die ik liever zou vergeten.
De geur van krijt en papier hing zwaar in de lucht van het klaslokaal. Het was een warme namiddag, en de zon scheen fel door de ramen, verlichtte de houten schoolbanken en de verbleekte posters aan de muren. Mijn handen trilden lichtjes terwijl ik mijn papieren vastgreep, de woorden op de pagina voor me begonnen te vervagen terwijl ik voor de klas stond. Mijn beurt om mijn spreekbeurt te houden was eindelijk aangebroken, en ik voelde het gewicht van de ogen van mijn klasgenoten op mij gericht.
"Uh, dus, ehm... vandaag ga ik het hebben over, eh..." Mijn stem trilde, en de woorden die ik zo zorgvuldig had voorbereid, leken ineens volledig verdwenen. De stilte in de klas werd oorverdovend, en ik kon het zweet voelen dat langzaam langs mijn rug gleed. Mijn gedachten raasden, op zoek naar een houvast, iets om mezelf aan vast te klampen. Maar niets kwam.
En toen hoorde ik het. Een sissende stem uit de achterste rij, luid genoeg dat iedereen het kon horen. "Kijk eens, de stomme Elise weet niet eens waar ze het over heeft!"
Het was Julia, de pestkop van de klas. Haar toon was doordrenkt met spot, en ze leunde achterover in haar stoel, haar armen over elkaar geslagen met een zelfvoldane grijns op haar gezicht. De stilte werd verbroken door het geluid van gelach dat zich als een lopend vuurtje door de klas verspreidde. Iedereen lachte. Sommigen grinnikten zachtjes, anderen schaterden openlijk, maar het voelde allemaal hetzelfde—vernederend, pijnlijk.
Ik stond daar, bevroren van schaamte, terwijl de tranen in mijn ogen opwelden. Mijn gezicht werd rood, en mijn handen begonnen nog meer te trillen. De woorden die ik wilde zeggen, zaten vast in mijn keel, verstikt door de angst en de spot die als een donkere wolk boven me hing.
Vanaf dat moment werd ik een doelwit. Julia had de toon gezet, en de pesterijen begonnen. Elke dag voelde als een strijd, en het klaslokaal, dat ooit een veilige plek was, veranderde in een arena van schaamte en angst. De gemene opmerkingen, de spottende blikken, het gemompel achter mijn rug—het werd allemaal een deel van mijn dagelijkse realiteit.
De herinnering vervaagde en ik voelde een traan die ik niet kon tegenhouden over mijn wang rollen. Ik veegde het snel weg, hopend dat Bas het niet had gezien. De pijn van die tijd zat diep, en hoewel ik nu ouder was en in een totaal andere wereld leefde, bleef het litteken van die ervaringen in mij gegrift. Valerie's scherpe woorden en afwijzende blikken deden me denken aan Julia. Haar spottende opmerking over hoe ik eruitzag, dat ik nooit op zou vallen naast anderen, had dezelfde venijnige toon als die van Julia.
Bas gaf me een zachte knijp in mijn been, alsof hij aanvoelde wat er in me omging. "Het komt goed, Elise," fluisterde hij geruststellend. Maar diep vanbinnen vroeg ik me af of het ooit echt goed zou komen—of ik ooit die zelfverzekerde versie van mezelf zou kunnen worden die iedereen leek te verwachten. Het beeld van Julia en haar constante kwelling zat nog vers in mijn geheugen, en het maakte het moeilijk om het vertrouwen in mezelf terug te vinden. Hoe kon ik ooit openbloeien in een wereld die zo vaak zo wreed was geweest?
Er zijn nog geen reacties.