POV Elise

De dagen, weken, zelfs een hele maand waren verstreken sinds ik in het ziekenhuis was opgenomen. Elke dag leek op de vorige, met slechts een paar kleine verschillen die het onderscheid maakten. Mijn geheugen bleef een raadsel, een verward doolhof zonder uitgang. Dokter Müller, Sophie, bleef echter onvermoeibaar bij me, haar zorg en toewijding waren ongeëvenaard. Elke keer dat ik in paniek raakte, was zij er om me te kalmeren. Haar aanwezigheid gaf me een gevoel van veiligheid dat ik bij niemand anders vond. Andere artsen konden me niet hetzelfde vertrouwen geven als zij. Sophie was mijn rots in de branding.
Bas kwam dagelijks langs, en hoewel het moeilijk was om te geloven dat ik echt een vriend had, voelde ik een steeds groeiende vreugde elke keer dat hij aan mijn deur verscheen. Zijn vrolijke aanwezigheid en onuitputtelijke geduld waren een lichtpuntje in mijn dagen. Hij vertelde me verhalen over onze avonturen samen, waarvan ik me niets kon herinneren. Een van de meest bizarre onthullingen was dat wij het voorprogramma waren van Tokio Hotel, iets wat ik aanvankelijk als een grap beschouwde. Ik had gelachen en hem verzekerd dat ik geen noot kon zingen, maar hij had me foto's laten zien van mij op een podium, en zelfs een paar liedjes van onze CD laten horen. Het was moeilijk te geloven dat ik dat allemaal had gedaan. Het voelde alsof ik naar het leven van iemand anders keek.
Over Tokio Hotel werd verder gezwegen. De gedachten aan Bill en Tom, waarvan ik nauwelijks wist wie ze waren, spookten voortdurend door mijn hoofd. Bas vertelde me dat hij niets over hen mocht zeggen, en Sophie verzekerde me telkens weer dat het praten over de band of het zien van de leden me alleen maar meer zou verwarren. Maar diep vanbinnen dacht ik daar anders over. Misschien, zo dacht ik, zou het juist helpen om mijn geheugen terug te krijgen als ik hen zou zien of over hen zou praten. Die gedachte hield me soms 's nachts wakker, terwijl ik in mijn ziekenhuisbed lag en naar het plafond staarde.
Vandaag was mijn laatste dag in het ziekenhuis. Morgen mocht ik eindelijk naar huis. Althans, naar wat ik dacht dat mijn huis was. Mijn hersenen hadden fictieve herinneringen aangemaakt waardoor ik dacht dat ik bij mijn moeder leefde, maar de werkelijkheid was anders. Ik had geen moeder meer; ik leefde alleen in een appartement. Sophie had me voorzichtig uitgelegd dat mijn moeder al een tijdje overleden was en dat ik zelfstandig woonde. Het was een harde realiteit om te accepteren, maar ik kon niet wachten om mijn eigen plek te zien en een stukje van mijn leven terug te krijgen.

Zoals elke ochtend besloot ik een wandeling te maken rond het ziekenhuis. De buitenlucht deed me goed, en ik was zo blij dat ik eventjes weg kon van die bedrukkende kamer. De frisse lucht vulde mijn longen en de zachte zonnestralen verwarmden mijn huid. Het geluid van zingende vogels en het geritsel van bladeren kalmeerde mijn gedachten.
Langs de paden stonden bankjes, strategisch geplaatst om patiënten en bezoekers een moment van rust te bieden. Zoals elke morgen vond ik mijn vaste plek en ging ik erop zitten. De bank had uitzicht op een kleurrijk bloembed vol bloemen, een klein stukje natuur te midden van alle medische hectiek. Ik genoot van de levendige kleuren en het subtiele gezoem van bijen die hun werk deden.
Naast me zat een jonge man met een pet en een zonnebril. Zijn houding was in zichzelf gekeerd, alsof hij diep in gedachten verzonken was. Onder zijn pet zag ik haren die eruitzagen alsof ze bij een pruik hoorden, maar dat was hier niet ongewoon. Tijdens mijn ochtendwandelingen had ik al een paar kankerpatiënten leren kennen, en velen van hen droegen pruiken om de kaalheid van de behandelingen te verbergen.
Ik nam een diepe zucht voordat ik hem begroette. "Goedemorgen."
Hij zat duidelijk in gedachten verzonken, want hij schrok toen hij opkeek. Zijn ogen, verborgen achter de donkere glazen, richtten zich op mij. "Sorry, ik wilde je niet laten schrikken," zei ik snel, bijna verontschuldigend.
"Geen probleem," antwoordde hij met een schorre stem, zijn blik nog steeds op mij gericht. Hij bleef me aankijken, maar er kwam verder geen woord uit.
"Mooie dag, hè," zei ik, mijn stem klonk ineens banaal en oppervlakkig in mijn eigen oren. Wat was dat nu weer voor standaardzin? Kon ik echt niets beters verzinnen om te zeggen? Maar tot mijn verrassing zag ik zijn mondhoeken omhoog krullen in een glimlach. Het was een klein gebaar, maar het gaf me een glimp van iets vriendelijks achter zijn stille façade.
Het leek alsof hij iets wilde zeggen, maar in plaats daarvan stond hij abrupt op. Hij knikte kort naar me en vertrok haastig, zijn passen snel en doelgericht. Ik volgde hem met mijn ogen en vroeg me af wat er gebeurd was, waarom hij plots zo snel weg ging.
Nog in gedachten verzonken over de ontmoeting, voelde ik plots een aanwezigheid naast me. Ik keek op en zag Sophie, die zich naast me op het bankje had neergezet. Haar blik was zoals altijd vriendelijk en geruststellend.
"Goedemorgen, Elise," zei ze met een zachte glimlach. "Alles goed met je?"
"Het gaat wel," antwoordde ik, mijn blik nog steeds gericht op de man die nu in de verte verdween. "Ik vraag me alleen af wie hij was."
Sophie volgde mijn blik en glimlachte zachtjes. "Soms ontmoet je mensen op de meest onverwachte momenten," zei ze. "Misschien zie je hem nog eens. Maar voor nu, hoe voel je je over morgen? Het is een grote dag."
Ik haalde diep adem. "Ik ben zenuwachtig, maar ook opgewonden. Het voelt alsof ik eindelijk een stap vooruit zet, ook al weet ik niet precies waar die stap me heen zal leiden."
Sophie knikte begrijpend. "Dat is normaal. Weet dat je niet alleen bent, Elise. Bas, ik en iedereen hier in het ziekenhuis zijn er om je te steunen."
Ik glimlachte naar haar. "Dank je, Sophie. Dat betekent veel voor me."
Ik zag hoe Sophie aarzelend vooruit keek, alsof ze iets wilde zeggen maar dit niet helemaal durfde. Haar blik was ernstig en bezorgd. "Moet je nog iets zeggen?" vroeg ik haar, terwijl ik haar aankeek.
Ze keek me aan en knikte langzaam. Met een zucht pakte ze mijn hand vast. "Elise, beloof je me alsjeblieft dat je Bill van Tokio Hotel zult mijden?" Haar woorden kwamen als een verrassing, en ik fronste mijn wenkbrauwen. "Maar waarom toch?" vroeg ik haar, mijn stem lichtelijk verbaasd.
Sophie slikte en ontweek even mijn blik. Toen keek ze me vastberaden aan. "Bill Kaulitz heeft een slechte invloed op jou," verklaarde ze ten slotte.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen