11. You
De volgende ochtend was ik nog steeds vermoeid, bijna uitgeput van de slapeloze nacht, maar ik wist dat ik niet langer in bed kon blijven liggen. Met lood in mijn schoenen sleepte ik mezelf naar de keuken, waar Tom al zat. "Heb je wat kunnen slapen?" begroette hij mij toen ik binnenkwam. Zijn stem klonk vriendelijk, maar ik voelde de onderliggende bezorgdheid. Ik knikte kort en mompelde een onverstaanbaar antwoord terwijl ik het eerste het beste kopje uit de kast pakte en het onder het koffiemachine zette.
De geur van verse koffie vulde de keuken en ik voelde een klein beetje hoop. Ik ging aan de keukentafel zitten en nam mijn eerste slok, de bittere warmte verspreidde zich door mijn lichaam, maar bracht weinig verlichting. Tom ging recht tegenover me zitten. Hij zei geen woord meer, maar zijn ogen volgden elke beweging die ik maakte. Ik vermeed zijn blik, wetende dat hij me waarschijnlijk een preek wilde geven over hoe ik beter voor mezelf moest zorgen.
Ik zuchtte diep en richtte mijn blik op mijn kop koffie. "Wat had Bas gisteren te vertellen?" vroeg ik zonder op te kijken. Ik wilde gewoon weten wat er gebeurd was, zonder verdere discussies of preken.
Tom zuchtte ook voordat hij antwoordde, alsof hij wist dat dit gesprek onvermijdelijk was. "Bas kwam vertellen dat Sophie hem gevraagd heeft om niets over ons te vertellen en hij vroeg of wij daar akkoord mee zijn," zei hij rustig. "En natuurlijk heb ik gezegd dat het geen probleem is. We willen Elise niet nog meer in de war brengen, hè Bill."
Ik keek hem eindelijk aan en rolde met mijn ogen. Het voelde alsof alles en iedereen tegen me werkte. Ik schoof mijn stoel naar achteren en stond op. "Ik moet gaan," mompelde ik, vastberaden om weg te komen.
"Naar waar ga je?" vroeg Tom meteen, zijn stem een mengeling van bezorgdheid en frustratie.
Ik draaide me om en keek hem aan, mijn ogen schoten vuur. "Tom, ik moet aan jou geen verantwoording afleggen. Ik ben oud genoeg om te gaan en staan waar ik wil," snauwde ik terug.
Tom zuchtte opnieuw, deze keer dieper en langer. "Beloof me dat je niet naar het ziekenhuis gaat, okay?" vroeg hij, zijn stem zachter, bijna smekend.
Ik antwoordde niet. In plaats daarvan pakte ik mijn jas en beende de deur uit, de frisse ochtendlucht tegemoet. Buiten voelde de kou scherp op mijn huid, een welkome afleiding van de chaos in mijn hoofd. Mijn adem kwam in wolkjes uit mijn mond terwijl ik langs de straten liep, zonder een duidelijk doel voor ogen. Elke stap voelde zwaar, maar het hielp me om mijn gedachten enigszins te ordenen.
Ik had geen plan, alleen een brandend verlangen om iets te doen, ergens heen te gaan waar de pijn even zou kunnen verdwijnen. De stad leek nog stil te zijn, de meeste mensen zaten waarschijnlijk nog aan hun ontbijt of maakten zich klaar voor de dag. Ik probeerde te bedenken wat mijn volgende stap zou moeten zijn, terwijl de woorden van Tom in mijn hoofd weerklonken.
Zijn bezorgdheid was begrijpelijk, maar ik voelde me gevangen in een situatie waar ik geen controle over had. Elise was het centrum van mijn wereld, en het idee dat iemand anders haar zou helpen terwijl ik aan de zijlijn moest toekijken, was ondraaglijk. Toch wist ik ergens diep van binnen dat Tom gelijk had. We moesten voorzichtig zijn om Elise niet nog meer te verwarren of bang te maken.
Zonder het te beseffen, stond ik ineens voor het ziekenhuis. Mijn ogen werden groter toen ik het gebouw herkende en besefte waar ik was. Dit was een teken, dat kon niet anders. Ik moest Elise zien, hoe dan ook.
Ik glipte naar binnen, mijn hart bonzend van spanning. Om verder te komen moest ik langs de bezoekerspoort, waar de securitymannen stonden die me gisteren al hadden buitengezet. Ik keek snel de andere kant op, waar een grote balie stond. Misschien was dit mijn kans. Een jong meisje zat achter de balie. Het zou voor mij geen probleem moeten zijn om haar te overtuigen me binnen te laten. Als het nodig was, kon ik haar tickets geven voor onze Humanoid-tour.
Met een vastberaden blik stapte ik op de jonge dame af. "Bill Kaulitz!" riep ze verstrooid uit, haar ogen groot van verbazing. Ik probeerde haar nog een teken te geven dat ze wat stiller moest zijn, maar het kwaad was al geschied. Mensen om ons heen begonnen zich te verzamelen, hun fluisteringen en nieuwsgierige blikken maakten de situatie alleen maar ongemakkelijker. Voor ik kon vluchten, stond de beveiliging alweer naast me.
"Sorry, Bill," zei de man die me gisteren ook al had vastgehouden. "Ik kan je geen toegang tot het ziekenhuis verlenen."
Ik knikte, mijn hoop in een fractie van een seconde verpletterd. "Ik ga zelf wel naar buiten," zei ik tegen hem, mijn stem toonloos van teleurstelling. Hij knikte en maakte een handgebaar naar zijn collega’s. "Ik zal de mensen wel afleiden," zei hij met een knipoog.
Met lood in mijn schoenen begaf ik me naar buiten, het gevoel van falen zwaar op mijn schouders. Ik zette me op een bankje buiten het ziekenhuis en stak langzaam een sigaret op, de rook kringelde omhoog terwijl ik diep inhaleerde. De koude lucht sneed door mijn dunne jas, maar ik voelde het nauwelijks. Mijn gedachten waren een warboel van frustratie en verdriet.
De tijd verstreek, maar ik had geen idee hoelang ik hier al zat. De minuten en uren leken in elkaar over te vloeien, en de sigaretten die ik had opgerookt lagen verspreid om me heen als stille getuigen van mijn rusteloze geest. Ik had geen andere plek waar ik naartoe wilde. Ondanks de afstand tussen ons, voelde ik me op deze plek op de een of andere manier dichter bij Elise.
Mijn blik dwaalde af naar het ziekenhuisgebouw en ik merkte hoe mijn ogen omhoog gingen, alsof een onzichtbare kracht me leidde. En daar, door een raam op de tweede verdieping, zag ik haar gezicht stralen. Mijn hart sloeg een slag over toen ik haar zag. Elise stond bij het raam, haar gezicht stralend in het daglicht. Ze had het raam geopend en liet de frisse lucht over haar gezicht waaien, haar ogen gesloten van het genieten. Haar glimlach, haar gezicht—alles aan haar was perfect. Ze lachte, en dat alleen al zorgde ervoor dat mijn hart een sprongetje maakte.
Ik nam nog een trek van mijn sigaret, mijn ogen gefixeerd op haar. Het was een zeldzaam moment van puur geluk in deze chaos. Maar dat geluk was van korte duur. Twee seconden later keek ze naar achter, terug haar kamer in, en zag ik Bas achter haar verschijnen. Hij legde zijn armen om haar nek in een gebaar van troost en vriendschap, maar voor mij voelde het als verraad. Een walging trok door mijn lichaam. Ook al wist ik dat Bas homo was en dat hij haar beste vriend was, ik kon de jaloezie niet onderdrukken. Ik vertrouwde hem voor geen haar.
Ze gingen terug naar binnen, de gordijnen sloten zich langzaam en het raam ging dicht. Ik bleef alleen achter op die bank, verdrietig en verslagen. De warmte van haar glimlach die mijn hart zojuist had verwarmd, werd nu overschaduwd door de kou van jaloezie en wanhoop.
Elke sigaret die ik opstak, leek mijn gedachten alleen maar meer te vertroebelen in plaats van te kalmeren. Waarom moest het zo moeilijk zijn? Waarom kon ik niet gewoon naar haar toe gaan, haar vertellen hoe ik me voelde en haar in mijn armen houden?
Met een diepe zucht drukte ik mijn laatste sigaret uit en keek naar de grijze as die op de grond viel. De wereld om me heen voelde leeg en koud. Terwijl de koude wind om me heen waaide, voelde ik me verloren, zonder richting en zonder hoop. De stilte van de avond begon in te vallen, en ik wist dat ik hier niet eeuwig kon blijven zitten. Maar waar kon ik anders naartoe? Wat kon ik doen om haar terug te winnen, om haar te laten zien hoeveel ze voor me betekende?
Ik bleef nog een tijdje zitten, hopend op een antwoord dat maar niet kwam. De tijd verstreek, en de lichten van het ziekenhuis begonnen aan te gaan. Ik staarde naar het raam waar ik Elise had gezien, en mijn gedachten dwaalden af naar betere tijden. De tijd dat alles nog goed was, toen we samen waren en gelukkig. Maar nu was alles anders. Nu voelde het alsof ik haar voor altijd kwijt was.
Er zijn nog geen reacties.