6. Mama
Toen iedereen de kamer had verlaten, voelde ik eindelijk een golf van kalmte over me heen spoelen. Mijn ademhaling werd rustiger, maar mijn hart klopte nog steeds onregelmatig. Ik probeerde de overweldigende paniek die zich in mijn borst had genesteld te onderdrukken. Wat was er in godsnaam gebeurd? Hoe was ik in deze situatie beland? Mijn gedachten draaiden als een draaikolk, telkens terugkerend naar dezelfde verwarrende vraag: waarom kende ik die mensen niet?
Ik wilde gewoon naar huis, naar mijn moeder. De gedachte aan haar alleen thuis, zonder mijn zorg, voelde als een mes dat in mijn hart werd gedraaid. Dokter Sophie kwam naast me staan, haar aanwezigheid was geruststellend te midden van mijn chaos. "Gaat het?" vroeg ze, haar stem gevuld met oprechte bezorgdheid.
Ik knikte zwakjes, mijn lippen bewogen nauwelijks. "Ik snap gewoon niet wat er aan de hand is," mompelde ik, mijn stem een schaduw van haar gebruikelijke kracht.
"Dat begrijp ik," antwoordde Sophie, haar ogen zacht en begripvol. Ze legde een hand op mijn schouder, een gebaar van troost en steun dat door de ijzige muren van mijn verwarring heen sneed.
Ik liet mijn blik door de kamer dwalen, mijn ogen rustend op de witte muren die me omringden als een beschermend schild. Het felle licht dat vanuit het plafond scheen, weerkaatste zachtjes op de glimmende oppervlakken van de medische apparatuur om me heen, waardoor de kamer een bijna buitenaardse uitstraling kreeg. Ik had het gevoel dat ik me in een vreemde droom bevond, een plaats tussen werelden waar de grenzen van de realiteit vervaagden.
"Wanneer kan ik eigenlijk naar huis?" vroeg ik haar, de wanhoop klonk door in mijn stem. De gedachte aan mijn moeder, kwetsbaar en afhankelijk, maakte me rusteloos. Ik moest bij haar zijn. Ik voelde tranen branden achter mijn ogen maar hield ze tegen. Nu niet huilen, Elise, hield ik mezelf voor. Eerst antwoorden vinden.
Sophie keek me bezorgd aan. Ze had zachte ogen die vol medeleven stonden. Het voelde alsof ze de pijn en verwarring in mij kon zien en begreep, zelfs zonder dat ik alles hoefde uit te leggen.
"Waarom wil je naar huis?" vroeg ze voorzichtig.
Mijn keel voelde droog aan terwijl ik probeerde de woorden te vinden. "Mijn mama is ernstig ziek," begon ik moeizaam. "Ik moet terug naar huis om voor haar te zorgen."
Sophie knikte begrijpend. "Vertel me meer over je moeder."
Hoe meer ik over mijn moeder vertelde, hoe meer stukjes van mijn geheugen terugkwamen. "Het laatste wat ik me kan herinneren, is dat ik thuis kwam van mijn werk en mijn mama op de grond lag," zei ik, terwijl mijn stem brak.
Sophie legde een hand op mijn schouder en kneep er zachtjes in. "Je hebt een herinnering die terugkomt," zei ze geruststellend. "Wat is de naam van je moeder? Dan zal ik er alles aan doen om contact met haar op te nemen."
"Ariana Kluster," fluisterde ik zachtjes. Ik zag hoe Sophie haar ogen dichtkneep, alsof de naam haar bekend voorkwam.
"Oke," zei ze. "Ik hou je op de hoogte." Ze legde haar hand op mijn arm en gaf een lichte kneep. "Elise, het komt allemaal wel goed," zei ze met een warme glimlach. "Zo dadelijk komt een verpleegster je halen, en gaan we nog een paar testen doen."
Ik knikte weer, deze keer iets steviger. Er was iets aan Sophie dat vertrouwen gaf. Ze had een kalmerende aanwezigheid, en ik voelde me een beetje rustiger door haar geruststellende woorden.
Terwijl ik wachtte op de verpleegster, probeerde ik mijn gedachten te ordenen. Het was allemaal zo verwarrend. Hoe was ik hier terechtgekomen? Waarom kon ik me niet meer herinneren van wat er gebeurd was? Mijn hoofd voelde zwaar aan van de inspanning om te proberen alles op een rijtje te krijgen.
De deur ging open en een verpleegster stapte binnen. Ze glimlachte vriendelijk. "Hallo Elise, ben je klaar voor de testen?" vroeg ze opgewekt.
De verpleegster die net mijn kamer was binnengekomen, maakte een teken dat ik plaats mocht nemen in de rolstoel die ze bij zich had. Ik lachte vriendelijk naar haar en zei: "Met mijn benen is niets mis hoor, ik wandel wel."
"Dat kan ik helaas niet toelaten," zei ze met een glimlach. "Een extra service van ons ziekenhuis," lachte ze me toe.
Ik glimlachte zwakjes naar het jonge meisje en nam plaats in de rolstoel. De verpleegster begon te duwen en we reden de gang op. De wielen van de rolstoel rolden zachtjes over de glanzende vloertegels, en het geluid van ons voortbewegen weerklonk in de stille gang. De muren waren versierd met kunstwerken die bedoeld waren om de omgeving minder klinisch en meer uitnodigend te maken, maar mijn gedachten waren elders. Ik was gefocust op wat er zou komen, de testen en vooral het contact met mijn moeder.
Plotseling werden we tegengehouden door een man die ik onmiddellijk herkende als Bill Kaulitz. "Elise!" schreeuwde hij uit. "Elise!" Zijn lange, zwarte dreadlocks vielen wild om zijn gezicht en zijn ogen stonden wanhopig. Hij leek uitgeput. "Sorry, maar ik ken u niet," zei ik, terwijl ik de wanhoop in zijn ogen zag.
"Elise, alsjeblieft, zeg me alsjeblieft niet dat je ons kwijt bent," smeekte hij, terwijl ik zag hoe de hoop zijn lichaam verliet. Zijn schouders zakten en zijn ogen verloren hun glans.
Sophie kwam tussen ons staan en deed teken naar de verpleegster dat we moesten omdraaien en wegrijden. De verpleegster draaide snel mijn rolstoel om en reed verder met mij. Ik keek nog achterom, en ik zag hoe Bill door de beveiligingsmensen van het ziekenhuis werd tegengehouden en weggesleept. Zijn ogen zochten de mijne, en een vreemd gevoel van medelijden en verwarring raakte me. Waarom was hij hier? Wat was er gebeurd?
Terugkijkend zag ik hoe de beveiligers hem stevig vastpakten en hem de andere kant op leidden. De laatste blik die ik opving was er een van pure wanhoop in zijn ogen. Ik vroeg me af wat zijn verhaal was.
De verpleegster bleef in stilte voortduwen, en ik probeerde mijn gedachten te ordenen. We reden langs verschillende kamers en verpleegstations, en na een paar minuten kwamen we aan bij een andere vleugel van het ziekenhuis. Hier leek het rustiger, en de sfeer voelde minder hectisch aan.
Er zijn nog geen reacties.