4. Waar ben ik?
POV Elise
Ik opende mijn ogen langzaam, mijn geest ontwaakte uit een diepe, verwarrende slaap. Een vreemde sensatie trok door mijn lichaam toen ik me bewust werd van iets warms dat mijn hand vasthield. Mijn eerste instinct was om me te strekken en het weg te duwen, maar toen drong het langzaam tot me door dat dit niet mijn eigen vertrouwde slaapkamer was. Het was alsof ik uit een droom ontwaakte, maar deze keer was de realiteit nog vreemder dan mijn wildste nachtmerries.
De kamer was een zee van wit, badend in het felle licht van scherpe lampen die de ruimte vulden met een klinische glans. Het geluid van zacht zoemende machines vulde mijn oren, een monotone symfonie van medische apparatuur die me omringde. Het voelde als een scène rechtstreeks uit een sciencefictionfilm, alleen was het hier, in deze vreemde kamer, dat zich in mijn eigen leven ontvouwde.
Langzaam draaide ik mijn hoofd en mijn blik viel op de mensen die rond mijn bed stonden, hun gezichten vreemd en onbekend. Angst kroop langs mijn ruggengraat terwijl ik me bewust werd van hun aanwezigheid, mijn zintuigen gespannen voor elke hint van dreiging.
Maar het was de aanraking van een hand die mijn aandacht trok, een onverwachte verbinding die me uit mijn gedachten rukte. Ik keek op en ontmoette de donkere ogen van een jonge man, zijn gezicht gedeeltelijk verborgen onder een pet, zijn dreadlocks eronderuit piepend. "Elise," fluisterde hij, zijn stem als een zachte belofte in de stille kamer.
Mijn hart bonsde wild in mijn borst terwijl ik zijn woorden probeerde te verwerken. Hoe wist hij mijn naam? Wie was hij? Mijn hand trok zich instinctief terug, een afweermechanisme tegen de onbekende dreiging die hij vertegenwoordigde. "Wie ben jij?" vroeg ik, mijn stem trillend van angst terwijl ik me naar achteren schoof, om de afstand tussen ons te vergroten. Maar de vreemdeling leek niet van plan te zijn om weg te gaan. Hij bleef daar staan, zijn donkere ogen gefixeerd op de mijne, alsof hij iets van mij verwachtte, iets dat ik niet kon begrijpen.
Een moment later verzamelden mensen in witte jassen zich om mijn bed, als een zwerm bijen die zich rond hun koningin schaarde. Hun gezichten waren serieus, hun bewegingen synchroon en bedachtzaam. Een jonge vrouw, met een air van vastberadenheid, stapte naar voren en beval de anderen om de kamer te verlaten. En tot mijn verbazing gehoorzaamden ze, waardoor ik me een beetje meer op mijn gemak voelde te midden van de vreemde omgeving.
De vrouw kwam naar me toe en scheen met een lichtje in mijn ogen, haar blik doordringend maar vriendelijk. "Goedemorgen" begroette ze me met een glimlach. "Ik ben dokter Muller, maar je mag me Sophie noemen." Haar stem klonk als een bron van kalmerende energie te midden van de chaos die mijn geest overweldigde.
"Hoe voel jij je?" vroeg ze zachtjes terwijl ze haar bezorgde ogen op mij richtte. "Buiten hoofdpijn voel ik niet veel," legde ik uit, mijn stem gedempt door de pijn. Ik aarzelde even, maar besloot het toch te vragen. "Wat doe ik hier in het ziekenhuis?"
"Je hebt een lelijke val gemaakt, waardoor je met je hoofd tegen de grond bent gekomen," legde Sophie uit. "Ow," was alles wat ik kon uitbrengen, terwijl ik probeerde de herinneringen aan mijn val op te rakelen.
"Kan je mij vertellen wat jou naam is?" vroeg ze mij serieus.
Ik knikte zwakjes, mijn mond droog van de angst en verwarring die door mijn aderen stroomde. "Elise Schneider," antwoordde ik uiteindelijk, mijn stem nauwelijks meer dan een fluistering.
Sophie knikte begripvol, haar ogen vol mededogen. "Kun je me vertellen wanneer je geboren bent?" "25 juni 1992," antwoordde ik bijna automatisch.
"Weet je misschien welke dag het vandaag is?" vroeg Sophie, haar stem zacht maar doordringend.
Ik schudde mijn hoofd, mijn geest worstelend om grip te krijgen op de tijd en de ruimte om me heen. "Ik probeer het te bedenken, maar het lukt me echt niet," bekende ik met een zucht van frustratie.
Terwijl Sophie me geruststelde, voerden de andere artsen lichamelijk onderzoek uit, hun handen zorgvuldig mijn lichaam verkennend op zoek naar aanwijzingen. Ik voelde een golf van opluchting toen ze eindelijk vertrokken, en ze goedkeurend knikte naar Sophie, die een stoel naast mijn bed pakte en ging zitten.
"De meeste mensen hebben moeite met die vraag," glimlachte ze troostend. "Elise, kan jij je iets herinneren van deze val?"
Ik schudde opnieuw mijn hoofd, mijn handen rusteloos op het laken van het ziekenhuisbed. Op dat moment voelde ik een plotselinge steek in mijn hoofd, als een dolk die mijn gedachten doorsneed en mijn geest vertroebelde. "Auw," mompelde ik, mijn handen naar mijn hoofd brengend, mijn vingers strijkend over het weefsel dat nu mijn toevluchtsoord leek te zijn.
"Wat is het laatste dat jij je kunt herinneren?" vroeg ze vervolgens, terwijl ze me onderzoekend aankeek.
Nadenken deed te veel pijn, maar ik probeerde die herinnering boven te halen. "Eeeuh, het laatste wat ik me kan herinneren is dat ik ging slapen en nu lig ik hier," fluisterde ik, mijn gedachten troebel door de pijn.
"Hmm," mompelde Sophie, haar bezorgdheid duidelijk zichtbaar op haar gezicht. "De klap op je hoofd heeft waarschijnlijk je geheugen aangetast," legde ze uit.
"Waren de mensen die hier net waren bekenden voor jou?" vroeg Sophie, maar ik schudde van nee. "Ik heb geen idee wie deze mensen waren, en wat ze hier komen doen."
"De mensen die hier daarnet waren, zijn jouw vrienden," zei ze.
"Nee, dat kan niet," fluisterde ik zachtjes, mijn stem gevuld met verwarring. "Ik heb geen vrienden," zei ik, terwijl mijn hart zwaar aanvoelde bij de gedachte.
Sophie glimlachte bemoedigend, haar ogen vol mededogen. "Maak je geen zorgen, Elise. We zullen je helpen om alles weer op een rijtje te krijgen."
"Ik zal je even laten rusten," vervolgde Sophie, haar stem zacht maar vastberaden. "Straks komt de verpleegster je ophalen voor een hersenscan."
Ik knikte zwakjes, dankbaar voor de pauze van het gesprek. "Dank je, Dokter," fluisterde ik, mijn hart vervuld van dankbaarheid voor haar steun.
Sophie glimlachte bemoedigend, haar hand rustend op mijn arm als een baken van stabiliteit te midden van de chaos van mijn gedachten. "Alles komt goed, Elise. Je bent veilig hier."
Ze verdween uit de kamer, haar aanwezigheid als een kalmerende bries die door de ruimte wervelde. Ik bleef achter met mijn verwarde gedachten en een bonzend hoofd, mijn hart vervuld van vragen en twijfels te midden van de stilte van mijn eenzame kamer.
Er zijn nog geen reacties.