Dit stond nog inactief, dus zie hier mijn poging om Q weer tot leven te roepen :)

(en nu weet ik weer dat ik gestopt was met schrijven omdat ik aan het punt zat waar hij andere tributen kan ontmoeten, dus als iemand zin heeft in een lift scène, laat maar weten!)

Yolanda zei wat we al wisten: het Capitool was een overweldigende plek waar we moesten proberen op te vallen en vooral niets stom doen. Vooral Capra gaf ze veel raad over hoe ze lief en schattig moest overkomen zodat de sponsors zich aan haar zouden hechten. Mij zei ze gewoon dat ik bondgenoten moest zoeken.
"Maar die gaan toch niet betrouwbaar zijn," protesteerde ik.
"Zonder overleef je het niet lang."
"Liever overvallen door een vijand dan een mes in de rug."
"Dat zullen we nog wel zien. We komen hier later op terug." En daarmee was mijn gesprek afgelopen. Ik kon me weer volledig concentreren op de hakken.

Net toen Yolanda klaar was met Capra uitleg te geven, kwam de filosoof binnen. Meteen deed Yolanda alsof ze nog druk bezig was met Capra, waardoor de filosoof naar mij kwam.
"Nog tips nodig voor in het Capitool, jochie?" vroeg hij. Ik knikte vertwijfeld. De oude man leek blij dat iemand nog naar hem wilde luisteren. "Het Capitool is als de wereld," zei hij. "Je weet nooit wat er echt is en wat niet." Zijn toon gaf me koude rillingen. Ik glimlachte snel en ging verder met te leren lopen. Ondertussen kon ik al bijna drie stappen zetten zonder voorover te vallen. Ik maakte vooruitgang.

Een tiental minuten later, kondigde Selma aan dat we het Capitool naderden. Alle vijf gingen we voor het raam staan en keken naar de voorbijflitsende bomen, die algauw vervangen werden door enkele huizen en uiteindelijk lange straten. In de verte zagen we reusachtige torens. Hoe dichter we kwamen, hoe groter ze werden en ik verwonderde me telkens weer over de ware grootte van deze gebouwen. In D10 hadden we enkel een paar torens, silo's met dierenvoeding, een watertoren en de kerktoren op het centrale plein. Die vielen allemaal in het niets naast deze giganten. De meeste waren dan nog eens volledig uit glas gemaakt, wat waarschijnlijk meer glas was dan in heel ons district samen.
Hoe verder we kwamen, hoe gekker de gebouwen ook werden. De vormen en kleuren wemelden door elkaar, alsof elk gebouw uniek en opvallend moest zijn en zeker ingewikkelder dan hetgene ernaast. Ik voelde me klein en een indringer in deze vreemde wereld. Opeens leken Selma's kleren helemaal niet meer overdreven en hadden we niets simpeler kunnen verwachten dan de felgroene accenten overal in onze trein. Ik begreep nu ook dat een douche met honderd knopjes perfect in die gebouwen zou passen.
Selma leek allerminst onder de indruk. "Let maar niet op de voorsteden, het is hier een beetje armzalig," zei ze net toen we langs een pleintje met een massief gouden fontein reden. Heel de bevolking van D10 samen zou hier nog geen apartementje kunnen kopen, dacht ik. Toen kwamen we in het iets rijkere deel van de voorstad. Overal zag je vergulde huizen, flitsende reclameborden en eindelijk een paar mensen. De eerste die ik zag, had een compleet oranje huid. Hij liep naast iemand met een appelblauwzeegroene huid met oranje bolletjes. Achter hen liep iets paars en pluizigs. Ik had pas later door dat dat een hond moet geweest zijn.
"Het spijt me dat je dat hebt moeten zien," zei Selma. "De huizen hier zijn zo ouderwets."
Na een tijdje moest ik weg kijken van het raam omdat al de prikkels me te veel werden. Ik probeerde rustig te ademen, maar het dikke, zoete parfum dat overal in de trein hing, maakte dat bijna onmogelijk. Uiteindelijk ging ik met hoofdpijn op de zetel liggen wachten tot het overging. Ik had nog niet een procent van alle nieuwe indrukken verwerkt. Toen ik weer rechtstond, werd ik meteen misselijk door de kleuren die aan beide kanten in de grote ramen voorbijflitsten. Ik wou naar mijn kamer gaan, maar toen vertraagde de trein. Ik kon het niet voelen, maar zag het in de ramen.
"Het is verboden sneller dan 120km/h te rijden in de stad," legde Selma uit. Niemand stelde er vragen bij.
"Het is goed om weer thuis te zijn," verzuchtte ze. "Kom snel bij het raam staan, mensen hebben graag dat je naar hen zwaait." Ik ging weer naar het raam en inderdaad, daar stonden mensen van ver naar het spoor te staren. Al hun gezichten lichtten op toen wij er aan kwamen. Ik zette mijn grootste lach op en hief mijn hand voor het raam. Alles om mij heen vervaagde weer. Ik moest grootse moeite doen om daar te blijven staan maar dwong mezelf het even vol te houden. Mijn leven kon afhangen van de mensen die nu een flits van mij door dat raampje zouden zien. Ik maakte mijn lach nog een beetje groter en liet de sponsors maar binnenstromen.

Eindelijk verdwenen we achter een paar bomen. Ik zakte vermoeid neer op een stoel om alles even door te laten dringen. Maar nog voor ik goed en wel zat, verschenen er nieuwe straten voor ons raam. Daar stonden nog meer mensen. Nu zag ik zelfs vanuit de gebouwen ogen naar ons staren. De trein reed onverbiddelijk door, ik probeerde me zo snel mogelijk recht te hijsen en enthousiast te zwaaien. Ondertussen leunde ik op de tafel en beet mijn tanden zo hard mogelijk op elkaar. In de verte hoorde ik Yolanda zeggen: "Goed bezig, blijven zwaaien."
Vanuit mijn ooghoek zag ik Selma ondertussen volledig opgaan in haar rol en van de aandacht genieten. Ze had voor de gelegenheid haar felste en weidste rok aangetrokken. De kleuren op straat werden ondertussen steeds feller en wemelden door elkaar. En de gedacht dat ik elke seconde 33,33... meter dichter bij mijn dood kwam, werd steeds reëler. Mijn ademhaling werd weer moeilijker, maar ik bleef als een standbeeld staan. Dit moment was te belangrijk. Ik voelde me duizelig worden, maar bleef staan en leunde nog een beetje meer op de tafel. Ondertussen waren de rijen mensen langs de sporen al enkele meters dikker geworden en ik wist dat het station in zicht kwam. Toen pas realiseerde ik me dat we geen pauze zouden hebben. Geen mentale voorbereiding voordat we de trein uit moesten. De deuren waren - uiteraard - van glas. Ik zou van het raam naar het hotel moeten wandelen zonder een moment van rust, met constant duizenden ogen op me gericht. En even wilde ik het opgeven, me door mijn benen laten zakken en in een ziekenhuisbed liggen tot ik bij de Spelen meteen zou verhongeren. Maar toch ging ik door, stapje voor stapje, tot ik bij de deur stond. Selma en Yolanda kwamen me achterna met Capra en voor ik het wist, gingen de deuren van de trein open en bereikte het oorverdovende lawaai mij.
Er was geen tijd om flauw te vallen, het Capitool verwachtte ons. Iets te enthousiast.

Reageer (2)

  • Deparnieux

    En kom maar op met die lift scène.

    7 maanden geleden
  • Deparnieux

    Yeees weer een nieuw hoofdstuk!!!

    7 maanden geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen