Foto bij Hoofdstuk 1.

Voelbare groene grassprieten glijden langzaam door mijn lange dunne vingers, de rode haren waaien mee met de koude gure wind. Het was een koude lente dag, soms kwamen mensen voorbij, maar keken mij niet aan. Iedereen uit het dorp vond mij maar vreemd. Ik vreemd? Dat vroeg ik mij vaak af, waarom wilde niemand met mij praten? Zelfs mijn eigen vader, die zegde ook niet vaak iets tegen me, tijdens het ontbijt lunch en avondeten. Na het avond eten gaat ie altijd naar de herberg toe, en komt vaak dronken thuis. Hij kijkt me nog geen eens aan. Dat begreep ik nooit, wat had ik verkeerd gedaan?
“Ach kijk daar is dat vreemde meisje van Roy Graham.” Zei de oude mollige vrouw, haar haar zo dof zwart en niet gewassen. “Ja, ik snap dat haar moeder haar wel verlaten heeft.” Grinnikte de andere vrouw.
Ik sla mijn ogen weg, waarom ben ik zo vreemd? Komt dat ik Knal rood haar en zulke licht groene ogen?
ik sta op en sla de zand af van mijn jurk en wandel terug naar huis toe, het is toch veelste koud om buiten te zitten.
Ik open de deur die krakend open gaat, ik maak de vuurtje aan, en warm me op bij de kachel.
Niemand mocht mij, maar waarom?
Mijn vader heeft me nooit over mijn moeder verteld? Waar is ze?
Ik pak mijn boek en ga bij het raam zitten, en hoop dat mijn vader snel terug komt.

De uren gaan voorbij, en ik klap mijn boek dicht en begin aan het avond eten.
De geur van het eten ruikt door het huisje heen, ik begin echt trek te krijgen, maar nog steeds is mijn vader niet terug.
Ik pak een bord en schep wat eten op en ga maar aan tafel zitten, ik eet rustig mijn eten op en ruim alles weer op.
De deur vliegt open en mijn vader komt binnen gestrompeld, de geur van de drank hangt omzich heen en hij ploft op zijn stoel neer en valt gelijk in slaap.
Ik zucht en zeg in mezelf maar “Hoi, Lilly sorry dat ik niet thuis was voor het eten.” Zeg ik in mezelf. Ik verdwijn mijn kamer in en ga op mijn bed liggen en staar naar het plafon.
Eenzaam val ik in slaap.

De volgende ochtend wordt ik al vroeg wakker en sta op. Ik kijk naar mezelf in de spiegel, weer vergeten mijn kleding uit te trekken gisteren, misschien was ik wel op en viel misschien wel gelijk in slaap.
Ik was me en trek de jurk uit en trek een schone jurk aan, het is geen bijzondere jurk, een licht blauwe jurk. Ik borstel mijn knal rode haren en ga de woonkamer in, ik pak de voer voor de kippen en een mandje voor de eieren.
Ik stap naar buiten toe, het is nog vroeg en het is nog donker. In het donker loop ik naar de kippenhok, ineens sta ik stil, waarom staat dat deurtje open? Ik ga voorzichtig er naar toe, ik hoor de kippen tokken. “Heeft vader de deurtje open laten staan?” Vraag ik me hard op af.
Ik stap voorzichtig naar binnen, ik zie een gewonde man liggen. Ik schrik en gaf een klein gilletje. De man schiet omhoog en begint te kreunen van de pijn. Ik zie bloed langs zijn been. “Wie… ben jij?” Vraag ik hem met grote ogen. “Het spijt me, ik was zo moe, en ik had honger.” Stamelde de man. Ik frons en slik snel laat ik mijn angst langs me heen glijden en bekijk hem in de donker. “Hmm, je bent gewond.” Zeg ik.
“Ga maar zitten.” Hij bekeek me argwanend aan.
Maar hij gaat zitten. “We moeten nog even wachten tot het licht is, want zoveel zie ik nu niet op dit moment. Ik geef ondertussen de kippen snel te eten en pak de eieren.
“Hoe kom je hier?” Ik kijk hem vragend aan. Hij bleef even stil. “Gevlucht, voor de Engelse.” Zegt de man. Ik kijk hem aan. “Wat heb je hen misdaan dan?” De Engelse leger moet je niet mee dollen, ze pakken je zomaar op en zijn best gevaarlijk. “Niks eigenlijk, ze belaagde mijn zus en ik kwam voor haar op.” Vertelde hij.
Maar ik had het gevoel dat hij niet veel meer vertelde. Ik knikte en zei verder niks.
Ik loop de kippenhok uit en bleef in de ingang staan. “Wacht maar, maar blijf alsjeblieft stil. Mijn vader is niet zo makkelijk met vreemde, ik wacht nog even tot het licht is en dan kom ik terug, dan krijg je wat te eten en wat te drinken.” Zeg ik en gaf hem een klein glimlachje.

Ik liep bedachtzaam terug en maakte mijn vaders ontbijt klaar. Zelf at ik snel mijn brood op en maakte snel wat te eten voor de gewonde man.
Mijn vader stond op en keek mij niet aan zoals gewoonlijk. “U ontbijt is klaar.” Mompel ik zachtjes. Hij loopt naar de tafel en gaat zitten. Maar zwijgt. Ik bijt op mijn onderlip en keek hem aan. “Waarom, praat u nooit tegen mij, ik doe alles voor u maar geen hallo dochter hoe gaat het met je.” Ik schrik wat er uit mijn mond komt.
Maar hij eet stug door.
“Omdat je eigen moeder vermoord heb.” Ik kijk hem ineens aan. “Hoe?” Had ik mijn eigen moeder vermoord?
“Doordat jij geboren bent, je had nooit mogen geboren worden, Lilly.” Hij bleef rustig maar ik zag de woede in zijn donkere ogen.
“Het spijt me echt.” Mompel ik zachtjes. Hij bekeek me ineens.
Hij stond op. En vertrok naar buiten zonder wat te zeggen.
Na een uur werd het al lichter buiten snel pakte ik het eten en ging snel naar de kippenhok toe, ik ging in opening staan en zag hoe de man lag, hij been bloed rood, wat is er hem aangedaan? Hij had half lang rood haar, groot en sterk dat zag je wel zo.
“Hoi, eh ik heb wat te eten, ik zal je eh been verzorgen.” De man keek me aan en knikte enkel.
Ik verzorg zijn wond aan zijn been, hij is diep en er stroomt nog steeds bloed uit. “Ik eh moet het hechten.” Bezorgt kijk ik hem aan.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen