Dit is uit het perspectief van Lowie.
Hier ontmoet hij zijn "vader"

Mijn moeder nam me mee naar het vliegveld. Ze was heel gehaast en wilde me niet vertellen waar we naartoe gingen. Terwijl we wachtten zei ze niets.
Pas toen we op het vliegtuig zaten begon ze verward te praten. "We gaan naar je vader,zei ze, Hij zal je onderaan de berg opwachten. Je gaat met hem mee en dan ga ik weg." Ze was nog niet uitgepraat, maar de rest van wat ze zei klonk in mijn hoofd als: "qjecjkvaderwscbjiischybvxeencfghaaachhcgodvngrecvhyjxfftyubvxfiopvgffthjnolympuscghrdearyijiohtrjopdrachtfddfvnkonooitcjxfgnmeerzvjhdtlvfezienngddvksqfgvnomjjfzfgvnktralala".

Naarmate we dichter bij onze bestemming kwamen steeg de spanning. Ik zag dat mijn moeder steeds onzekerder werd en wilde haar geruststellen, maar ik wist niet wat ik moest zeggen. Uiteindelijk begon het vliegtuig te dalen en voor we het wisten stonden we weer met beide voeten op de grond.
Vanaf dan gebeurde alles in een waas. We stapten in een busje vol toeristen. We reden naar een berg en gingen er weer uit. Op een groot plein stond een knappe man ons op te wachten. Ik schatte hem rond de 21. Mijn moeder praatte wat met hem, nam afscheid en liet me achter.

Daar stond ik dan. Naast een vreemde man die me naar mijn vader zou brengen.
Toen zei hij wat ik het minst verwacht had: "Zo, jij bent dus mijn zoon? Kom maar mee, ik moet je nog een heleboel tonen."
Hij nam mijn hand vast en samen vlogen we naar de top van een berg. Ik was zo verward dat ik pas door had dat we vlogen toen we bijna tegen een bergtop botsten.
We kwamen bij een stad waar allemaal Grieks geklede mensen mijn vader begroetten.

Uiteindelijk gingen we een groot gebouw binnen. We gingen zitten en bestudeerden elkaar. De man had golvend, donkerbruin haar en olijfgroene ogen. " Welkom op de Olympus, zei hij, Ik ben blij dat ik je eindelijk eens zie. Volg mij maar, dan zal ik je rondleiden." Hij stond op en ik volgde hem.
We kwamen langs beekjes en bossen. Overal kon hij zeggen wie er daar woonde.. We stopten op een prachtige berg bij een bron. “Dit is de Hippokrene”, zei Apollo plechtig. Er stapte een mooie vrouw op ons af. “Welkom op de Parnassus.” Ze hield een perkamentrol vast en in haar haren zat een gouden lauwerkrans. “Ik ben Kalliope, zei ze, en dit zijn mijn zussen Erato, Euterpe, Klio, Melpomene, Ourania, Polyhymnia, Terpsichore en Thalia.”
Kalliope, dacht ik, is dat geen stoomorgel?
Mijn gedachtes werden onderbroken door negen prachtige stemmen die een welkomstlied aanhieven. Ze zongen elk een stukje over zichzelf zodat ik hen leerde kennen. Stuk voor stuk wisten ze me te betoveren met hun prachtig gezang.
Wat me opviel was dat ze allemaal een andere stijl hadden. Terwijl Euterpe ’s lied heel vrolijk was, was dat van Melpomene triestig. Bij Kalliope rijmde alles en Terpsichore danste terwijl ze zong. Maar het duurde lang. Bij Polyhymnia ’s lied voelde ik me langzaam wegzakken. Gelukkig was Thalia daarna aan de beurt. Zij stopte tenminste een beetje humor in haar muziek. Dit was helemaal mijn stijl. Eratos lied was te romantisch, dat van Klio leek te veel op een geschiedenisboek en Ourania was alleen maar over de sterren bezig, maar Thalia was perfect.
Nadien besteedde ik aan de meeste muzen geen aandacht meer. Alleen aan Kalliope omdat ik haar naam dacht te herkennen en aan Thalia omdat we ook echt goed overeen bleken te komen. Ik had medelijden met haar. Ze moest hier als eeuwen - zelf noemde ze het eonen- lang tussen al die humorloze zangverslaafden zitten. Het waren dan wel haar zussen en ze zong zelf ook graag maar ik vond het nog steeds erg.

Tegen de avond nam Apollo me weer mee naar zijn huis op de top van de berg waarvan ik intussen wel begreep dat het de Olympus moest zijn.
Die nacht kon ik niet slapen. De gebeurtenissen bleven maar door mijn hoofd tollen. Ik kon het niet bevatten en probeerde alles op een rijtje te zetten.
Het weeshuis. Die tijd was nu wel voorbij, maar ik dacht even aan Karin. Hoe zou het met haar gaan? Louis zou het wel prima hebben bij zijn vader. Maar nu dwaalde ik af.
Mijn moeder. Met haar wilde ik niets meer te maken hebben nu ze me voor de tweede keer in de steek had gelaten.
Mijn vader. Als ik het goed begreep, was hij een Griekse god die echt bestond en woonde hij op de Olympus. Dat was te veel voor mijn arme hersenen. Dit kon niet echt zijn.
En met die gedachtes die door mijn hoofd bleven spoken, viel ik in een diepe maar onrustige slaap.

Reageer (1)

  • Duendes

    Ik zou best eens willen ruilen tho en even rondkijken op Olympus, best leuk cd
    Ik had verwacht dat Apollo blond zou zijn dus ik was even echt verward :')

    4 jaar geleden
    • Megaeraaa

      O
      Ik stel me die altijd met donker bruin haar voor. Eigenlijk is Hermes de enige Griekse god die ik me alleen met blond haar kan voorstellen...

      4 jaar geleden
    • Duendes

      Oh ik heb Hermes wel met bruin haar in mijn hoofd haha grappig hoe iedereen een ander beeld heeft xD

      4 jaar geleden
    • Megaeraaa

      Ja
      En welke kleur heeft Artemis volgens jou?

      4 jaar geleden
    • Duendes

      Hmm donker haar in elk geval - en grijze ogen

      4 jaar geleden
    • Megaeraaa

      Ja bij mij ook. Zo blauwgrijze. Maar ze moet natuurlijk op haar tweelingbroer lijken.

      4 jaar geleden
    • Duendes

      Ja in mijn hoofd lijken ze dus niet op elkaar oeps xD letterlijk als de dag en de nacht

      4 jaar geleden
    • Megaeraaa

      Tja, zo klopt het dan weer wel: als zo'n en maan

      4 jaar geleden
    • Tijgerbloed

      Hermes blond?! Ik stel hem met zwart haar voor!

      4 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen