Hoofdstuk 4
‘Oh, daar ben je dan eindelijk. Ik dacht dat je nooit meer terug zou komen,’ zei Jean-Pierre vol spot. ‘Betekenisloze bedreigingen, dat is alles wat die woorden van je waren.’
Laura ging tegenover haar vader zitten, ‘Geloof me, als het niet om de bestwil van mama en Manu was, zou ik hier ook nooit meer komen.’
‘Maar natuurlijk, het draait ook altijd om die jongen. Zelfs nu hij er niet is, weet hij nog heibel te veroorzaken.’
‘Hoe kun je zo cru zijn? Manu is nu al meer dan vijf weken weg, hij kan wel gewond of dood zijn en het interesseert je niet eens.’
‘Interesseert het die jongen hoe het met je moeder gaat? Ze jankt de hele dag door nu hij weg is.’
‘Dat komt door jou!’ riep Laura, ‘Hoe durf je Manu de schuld te geven, terwijl hij precies doet wat jij wilt?’
‘Dat joch luistert nooit naar me, hoe kon ik weten dat hij dat nu wel zou doen?’
‘Mais biensur,’ Laura stond op met tranen in haar ogen van woede, ‘Het is nooit jouw fout. Altijd die van een ander.’
Laura ging naar haar moeder die zenuwachtig haar kamer aan het opruimen was. Sinds Manu weg was, deed ze alles om de tijd te laten verstrijken. Kleren die al gewassen en gestreken waren, gingen opnieuw de wasmand in. De vloer werd voortdurend gestofzuigd en het servies blonk als nooit tevoren. Laura geloofde dat haar moeder zo in de war was, dat ze niet eens meer wist welke dag het was.
‘Het komt goed, schat,’ zei ze steeds als ze Laura zag, ‘Hij komt zo weer terug. Kun jij een rondje rijden, dan hoeft hij niet meer helemaal terug naar huis te lopen.’
Dat vond Laura altijd weer een goed idee. Ze nam dan de sleutels van haar ouders auto en reed weg, op zoek naar haar broertje.
De eerste week had Laura zich niet druk gemaakt, er was wel vaker ruzie en zoals wel vaker, verbleef Manu dan bij een van zijn vrienden. Het was pas dat weekend erop, toen Laura thuiskwam van school en ze haar moeder als een hoopje ellende in Manu’s slaapkamer vond, dat ze begreep dat haar broertje niet thuis was gekomen. Ze had Manu gebeld en toen hij niet opnam, diens vrienden. Niemand wist waar hij was, dus had ze de politie gebeld en zelf ging Laura, ieder weekend dat ze thuiskwam, de plekken af waar hij graag was. Ze had zelfs een keer een week school gemist om hem te zoeken, maar nog altijd was hij niet gevonden.
‘Bonjour, Allan, ça va?’ vroeg ze toen stopte en de blonde vriend van haar broertje instapte.
‘Het kan beter. Hoe gaat het met madame Le Blanc?’
‘Niet goed. Manu is nog altijd niet terug.’
‘Ik geloof dat ik die sukkel van een broer van je gezien heb gisteren.’
‘Waar?’ vroeg Laura gretig.
‘Hier, in Le Creusot.’
‘We hebben deze hele stad al uitgekamd. Heb je hem gesproken?’
‘Nee, ik zag hem vanuit de raam. Toen ik de drie etages naar beneden was gerend en op straat stond, was hij alweer verdwenen.’
‘Neem dan ook geen appartement dat zo hoog is. Waar zag je hem?’
‘Daar, neem die straat links.’
Laura deed wat Allan zei en sloeg linksaf. Zo stuurde hij haar verschillende wegen in, maar zoals ze beide al verwachtten, vonden ze Manu nergens. Zelfs geen aanwijzing van waar hij zou kunnen zijn. Na voor de derde keer Le Creusot af te hebben gezocht, gingen ze naar de dorpen eromheen, maar ook daar vonden ze hem niet. Ze bleven zoeken tot de lucht al rood kleurde en hun magen begonnen te knorren.
‘Ik geef het op.’ Laura legde haar hoofd in haar nek nadat ze geparkeerd had.
‘Doe je dat echt?’
‘Natuurlijk niet. Ik zou het nooit opgeven om hem te zoeken. Ik stop voor vandaag, maar morgen ga ik gewoon door.’
‘Het is allemaal voor niets, Laura,’ zei Allan, ‘Ik help je mee, omdat ik weet hoe belangrijk die sukkel voor je is, maar als Manu echt gevonden wilde worden, dan was hij nu ondertussen wel bij ons.’
Laura stapte de auto uit en sloeg de deur harder dicht dan de bedoeling was.
‘Het spijt me, maar je weet dat ik gelijk heb.’
‘Wil je een pizza?’ stelde Laura voor, ‘Ik trakteer.’
Ze gingen naar Le Roi de la Pizza, een pizzeria die in Allans straat zat. Ze bestelden er allebei een en gingen tegenover elkaar bij de raam zitten. De avond was warm en benauwd. Laura was er moe van, net zoals ze moe was van het zoeken.
‘Hoe lang ken je Manu nu al? Vijf jaar?’
‘Langer. Hij en ik hebben jarenlang in dezelfde klas gezeten, van de kleuterklas af eigenlijk al, maar toen we na de middelbare dezelfde studie kozen en we alleen elkaars gezichten herkenden tussen al die nieuwe, besloten we bij elkaar te gaan zitten. Sinds dat moment zijn we beste vrienden geworden.’ Allan werd stil en leek terug te denken aan dat moment, ‘Het klinkt stom om dat zo te zeggen, maar op dat moment voelde het heel naturel aan.’
‘Ik ben twee en een half jaar ouder dan hem, maar het heeft altijd aangevoeld alsof er wel een gat van tien jaar tussen ons zat.’
‘Je bent ook veel te serieus. Waarom gedraag je je zo volwassen? Je bent nog jong, geniet eens van het leven en doe eens iets stoms.’
‘Zoals Manu nu doet?’ Laura werd stil toen de lekkere geuren van de pizza, hun kant op kwam. De dampende pizza’s werden voor hun op de tafel gezet en de pijn in Laura’s buik werd alleen maar erger nu de geuren haar verleiden om te eten. Ze keek toe hoe het jonge meisje met een Italiaans uiterlijk weer weg liep en richtte zich opnieuw tot Allan. ‘Je kent me niet eens, wie weet heb ik wel verschrikkelijk veel domme dingen gedaan.’
‘Je broer is mijn beste vriend. Die eikel had het me wel verteld als je iets gekkers had gedaan dan stiekem in je onderbroek Britney Spears zingen voor de spiegel. Hoe cliché.’
Laura voelde het schaamrood tot op haar wangen, maar keek niet weg van Allan. Ze had hem altijd al een knappe jongen gevonden. Hij liet zijn blonde haar altijd wat te lang en zijn blauwe ogen stonden helder. Waarschijnlijk was hij erg populair onder de meisjes, want naast knap was hij ook nog eens lang en hij was een goede babbelaar. Eén ding irriteerde haar echter wel bij hem, hij kon zijn mond nooit houden en zei te makkelijk wat hij dacht.
‘Ik ben niet cliché en ik ben ook niet saai.’
‘Saai heb ik je nooit genoemd,’ merkte Allan op.
‘Dat is wat je denkt. Iedereen denkt dat van mij.’
‘Ik niet. Het enige wat ik denk is dat je te veel verantwoordelijkheid neemt voor iemand van jouw leeftijd.’ Allan legde de harde rand van de pizza terug op zijn bord, ‘Vertel me eens, waarom gedraag jij je als een moeder in plaats van een twintiger?’
Laura keek uit het raam, haar ogen op de voorbijgangers gericht, ‘Ik weet het niet. Zo ben ik altijd al geweest, neem ik aan. Je zult vast denken dat we het thuis slecht hebben door de verhalen van Manu, maar eigenlijk valt het best mee. Manu en pap hebben vaak ruzie, dat klopt, maar we zijn nooit iets tekort gekomen. Onze ouders houden echt van ons.’
‘Vandaar dat Emmanuel weggelopen is,’ was Allans sarcastische opmerking.
‘Je kent ons leven niet.’
‘Ik trek graag conclusies uit de dingen die ik waarneem. Jij hebt het goed thuis. Hoe heeft Manu het heel zijn leven gehad?’
Laura’s kaken werden strak op elkaar gedrukt. ‘Hoe durf je te zeggen dat mijn ouders hem mishandelden!’
‘Ik stelde alleen een vraag,’ zei de blonde jongen kalm, en het was die kalmte die Laura liet nadenken. Hoe had Manu het thuis gehad? Wat had ervoor gezorgd dat hij weg liep, zonder ooit terug te komen?
‘Waarschijnlijk heeft hij het leven thuis inderdaad anders beleefd dan ik,’ gaf Laura toe.
In een gedempte stilte aten ze hun pizza op. Vaak richtte ze hun ogen op straat, hopend dat ze toevallig Manu zouden zien langslopen. Het was een tevergeefse hoop, dat wist Laura maar al te goed, toch kon ze het niet laten. Het was alsof haar ogen ernaartoe getrokken werden.
Toen ze het bord, met nog één punt pizza erop, van zich af schoof als teken dat ze klaar was, pakte Allan dat stukje, waarna ze opstonden.
‘Bah, je eet toch geen ananas op de pizza?’ riep Allan beledigd en legde de punt terug op het bord, ‘Dat is een belediging voor het hele Italiaanse volk, n’est ce pas, Madame?’
De kleine gezette vrouw glimlachte om de opmerking en het jonge meisje achterin sloeg een hand voor haar mond, maar haar gelach was niet te onderdrukken.
Laura betaalde en liep de pizzeria uit, ‘Zie ik je morgen weer?’
‘Je kunt op mij rekenen.’ Hij boog zich voorover en drukte een kus op iedere wang. Daarna stak hij de straat over en liep naar zijn appartement.
Laura haalde de autosleutels uit haar handtas, stapte in en baalde van deze dag. Opnieuw had ze haar broertje niet gevonden. Ze was de uren en dagen vergeten te tellen, maar dat maakte niet veel meer uit, het voelde aan of ze hem al jaren zocht.
Laura startte de auto en reed weg. Omdat ze niet direct naar huis wilde, nam ze de langste route. Net toen ze cartier Foch inkwam zag ze hem. Daar zat hij. Emmanuel, ze had hem gevonden!
Zonder echt op te letten, trapte Laura op de rem. De auto achter haar wist uit te wijken en toeterde kwaad naar haar. Ze keek om, maar Manu had niet alles meegekregen, hij zat voorovergebogen, over een gitaar.
Zo snel ze kon, maar daarom ook onhandig, parkeerde Laura de auto en rende naar haar broertje.
‘Manu! Manu…’ De brok in haar keel zorgde ervoor dat ze niet meer praten kon, maar dat hoefde niet. Hij had haar gezien.
Manu was opgestaan en met hem, stond er een zwarte hond op.
‘Laura, wat doe jij hier?’
‘Ik zoek je, domoor.’ Laura omhelsde haar broertje, maar liet hem weer snel los toen ze nog een aanwezigheid opmerkte.
‘Moet ik jou en je vriendinnetje even alleen laten?’ vroeg een zwerver met een wilde baard en krullend haar dat alle kanten opstak.
‘Dit is mijn zus, Laura.’
‘Dan is het nog belangrijker dat jullie even bijpraten. Kom Zeus, laten we een ommetje maken. Ik moet toch pissen.’
Laura deed of ze dat laatste niet hoorde en richtte haar aandacht op de enige persoon die ertoe deed.
‘Waar ben je al die tijd geweest? Waarom ben je niet terug thuisgekomen?’ Ze gebaarde naar Manu, ‘Zie jezelf nu eens.’
Zijn donkerbruin haar was gegroeid en zat in de war, hij had zich in weken niet geschoren en een klein, pluizig baardje was op zijn wangen en kin gegroeid. Zijn kleren waren gekreukeld en hingen slordig om hem heen, maar hetgeen Laura echt had laten schrikken was het verbrande gezicht.
‘Laura, rustig maar. Het is goed.’
‘Nee, het is niet goed. Met mama gaat het niet goed. Ze denkt dat je dood bent, of erger zelfs.’
‘Is er iets ergers dan doodgaan?’
‘Hou op met je grappen,’ berispte Laura hem, ‘Hoe kun je in zo’n situatie lachen?’
‘Wat wil je nu eigenlijk dat ik doe, Laura? Moet ik huilen? Wil je dat ik toegeef dat ik een idioot ben en naar mijn oh, zo geweldige zus had moeten luisteren?’
‘Om te beginnen had je mijn telefoontjes kunnen beantwoorden.’
Manu lachte vol spot, ‘En dan? Dan had je gezegd dat ik thuis moest komen. Zou ik dat gedaan hebben? Waarschijnlijk. Papa zou gelachen hebben en gezegd dat zoals altijd ik een nietsnut ben. Dat ik niet eens fatsoenlijk kan weglopen. Hij zou hebben gewonnen zoals altijd.’
‘Doe je het daarom?’ vroeg Laura, ‘Denk je werkelijk dat jij nu gewonnen hebt?’
‘Nee,’ zei hij zacht, ‘maar nu heeft hij tenminste ook niet gewonnen.’
Laura keek naar de tas en de pet op straat. Ze ging zitten en wachtte af tot haar broertje bij haar kwam.
‘Slaap je hier?’
‘Ik overnacht op verschillende plekken. Een van mijn lievelingsplekjes zijn de ruïnes achter l’université Condorcet.
‘Hoe overleef je het?’ Laura’s ogen waren gericht op de pet met verschillende munten erin.
‘Ik leer nu gitaar spelen van Raphael.’
‘Die man van net?’
‘Ja, hij is cool. Ik leer veel van hem. Met muziek lok je veel meer mensen en verdien je stukken meer geld.’
Laura bestudeerde haar broertjes gezicht. Zijn wangen waren ingevallen en zijn ogen stonden donker. Ze kon niet geloven dat hij gelukkig was, maar toch zag hij er levendiger uit dan tevoren.
‘Je kunt thuiskomen, Manu,’ sprak Laura, ‘ik zal er zijn. Ik bescherm je wel.’
‘Dat wil ik niet.’
‘Prima, dan gaan we niet naar huis. Je kunt gerust een tijdje bij mij slapen. Misschien krijg je zelfs wel interesse in psychologie en wil je daar wel studeren.’
‘Laura,’ zuchtte Manu.
‘Ook goed, ik zal je geen nieuwe studie aanpraten, maar stop met dit… dit...’
‘Herinner jij je dat we als kind weleens dopjes van eikeltjes raapten en dat we er daarop proberen te fluiten? En herinner jij je dat, terwijl je het zo hard probeerde dat je kaken pijn deden van het blazen, het jou niet lukte? Je vrienden en mij lukte het wel. Wij konden allemaal zo hard fluiten dat onze oren er pijn van deden, maar bij jou kwam niets anders uit dan een mislukt geblaas. Dat gevoel van proberen, maar falen heb ik nu altijd, Laura. Ik heb tijd nodig. Geef me die.’
‘Oke.’
Manu keek naar haar. ‘Oke?’
‘Ik begrijp je keuzes niet. Om eerlijk te zijn begrijp ik niets van wat je zegt of denkt, maar ik begrijp wel dat ik jou je leven moet laten leiden zoals jij dat wil,’ Laura legde een hand op zijn verbrande schouder, ‘Beloof me één ding: als ik je bel, neem dan op.’
Manu schonk haar een glimlach en haalde haar hand van zijn gloeiende schouder, ‘Dat zal ik doen. Beloofd.’
Er zijn nog geen reacties.