Hoofdstuk 12
Hoofdstuk 12
‘Laat alle katten die oud genoeg zijn om zelf hun eten te kunnen vangen zich bij de Grote Eik verzamelen.’ Het was middernacht geworden en Rachel en Staart waren teruggekeerd naar het kamp. ‘Ik ga nu de namen van iedereen die meegaat naar de Grote Vergadering. Muiskraag, Zwartwolk, Tulpenbol, Wilgpels, Blad, Staart en Rachel. Dat was iedereen. Licht zal ervoor zorgen dat iedereen van die lijst meegaat.’ Uno sprong van de Hoge Eik af en begon iedereen te verzamelen bij de Steentunnel. ‘Als de Wolvenpack niet komt opdagen dan glippen we er tussenuit’, fluisterde Staart naar Blad. Rachel keek jaloers naar de nicht en neef en Staart voelde een ongemakkelijk gevoel van ogen in haar rug prikken. Het was haar eerste Grote Vergadering, dus ze zou enthousiast moeten zijn, maar ze voelde zich naar, alsof er iets verschrikkelijks ging gebeuren. Uno en Lion gingen de katten voor over het rietveld rond hun kamp. Ze kwamen zigzaggend door het bos heen, met vochtige poten door het gras. Hun adem kwam in wolkjes naar buiten en de pelzen zagen er dikker uit dan ooit. Bruinblad was om de hoek. Ineens bedacht Staart het gesprek met haar moeder in de beek. Wanneer ging ze dat aan Blad vertellen? Niet nu in ieder geval, want ze stonden op de rand van het ravijn waar de beek met de Koraalstenen stond. Het waren kronkelige bomen die zo kronkelig waren dat het leek op koraal en het bijzonderste, ze hadden geen bladeren, maar kleurtjes. Alle kleuren van de Kleurenpels. Verwonderd keken Staart en Rachel om zich heen. Iedere kitten had de Koraalstenen wel overdag gezien, maar dit...Wauw! Was indrukwekkender dan overdag. Overdag waren het gewoon kronkelige bomen. Heel veel Vossen hadden zich beneden gevoegd, op het kale grasveldje. Staart liep naar beneden en keek omhoog. De maan stond helder, dus de vergadering ging beginnen. Waar waren de wolven. ‘Blad’, siste Staart. ‘De Wolvenpack is nergens te bekennen en iets zegt me dat dit niet goed is.’ Blad siste: ‘Laten we er tussenuit glippen. Stilletjes slopen Blad en Staart weg in het struikgewas. ‘Ik weet hoe we het snelst in het hart van het gebied kunnen komen’, Staart liet Blad voorgaan en rende lichtvoetig achter hem aan.
‘Au! Mijn vacht!’ Staart en Blad waren door een sluiproute in het Wolventerritorium uitgekomen, maar het werd beveiligd door scherpe rozenstruiken. ‘Nog even volhouden!’ Riep Blad, die al aan de andere kant was gekomen. Staart wurmde en trok wat ze kon en uiteindelijk kwam ze uitgeput aan de andere kant uit. Ze zakte door haar poten en bleef hijgend liggen. ‘Zeg waar wacht je nog op, muizenbrein? Help me overeind!’ Blad pakte de wollige kat bij haar nekvel en bestudeerde haar goed. ‘En? Op een lijn van wolf tot vos hoe erg zie ik er uit?’ ‘Ik denk een kat’, zei Blad. ‘Pfoei!’ Staart krabbelde overeind en keek om zich heen. ‘En nu?’ ‘Volg mij!’ zei de zwarte kater en Staart volgde hem, met een steek van bezorgdheid. Cenjé’s dochter was haar vriendin geweest bij een eerdere overstroming. Ze hoopte dat er niks gebeurd was met haar. ‘We zijn bij het ravijn.’ onderbrak Blad haar gedachtes door te fluisteren. Staart duwde Blad aan de kant. ‘Ik ben ouder, laat mij maar!’ Staart kroop uit het bosje en rende zachtjes het ravijn in. Ze voelde haar hart bonzen van spanning. Ze stormde het ravijn in en werd meteen vastgehouden door een hond met een zwarte kop. ‘Blad! Help!’ Staart had moeite met ademhalen doordat haar longen werden afgesloten door zo’n zwaar gewicht. Blad rende halsoverkop door de braamstruiken richting de Koraalstenen. Staart stikte bijna door het gewicht en het werd al wazig toen ze een blauwe vlek zag die het gewicht van haar af duwde. ‘Ga niet weg…’ Toen werd alles zwart…
Er zijn nog geen reacties.