Dagon
Eenmaal terug in het huis hing er en bedompte sfeer. Iedereen moest nog bekomen van wat we net te weten waren gekomen.
“Iedereen, ga maar even doen waar je zin in hebt”, zei Aeolus en hij liep weg met een nog steeds snikkende Nerpius onder zijn arm. Ik keek meteen naar Ioanna. Ze begreep mijn hint. Samen liepen we weer naar de keuken.
“Dus, je wilt zeker weten wie ons heeft verraden?” vroeg ze. Als reactie keek ik even rond of er iemand in de buurt was. Even was ik van plan om gewoon in de keuken te blijven, maar van zodra ik zag dat zo ongeveer iedereen honger had, besloot ik dat dat geen goed idee was. Mijn hand omsloot zich rond de pols van Ioanna en zo liepen we naar mijn kamer.
“Waaraan heb ik dat nou weer verdiend? Ik had je zo ook wel gevolgd hoor”, mopperde ze onder het lopen.
“Dat weet ik ook wel, maar ik was bang dat iemand ons zou horen”, fluisterde ik haar toe. Ik kreeg een vieze blik toegeworpen en ze mopperde: “Dan kan je me nu wel loslaten, ik kan heus zelf wel lopen.” Zonder erop in te gaan sleurde ik haar gewoon mee naar mijn kamer.
Eenmaal aangekomen bij mijn kamer, gooide ik de deur open en trok ons beiden binnen. Vlug deed ik de deur weer toe, terwijl ik fluisterde:
“Dus, wie heeft ons verraden?” Ioanna was echter totaal niet aan het opletten. In plaats daarvan keek ze uit het raam en vroeg ze:
“Waarom pikt dat vogeltje aan jouw raam?” Een beetje verbaasd keek ik op en ja hoor, het roodborstje zat daar weer. Terwijl ik naar het raam liep en het open deed, vertelde ik haar:
“Dit vogeltje achtervolgt me al sinds mijn opa weg is. Zou het kunnen dat het een soort van reïncarnatie van hem is? Dat zijn geest in dit vogeltje is opgenomen?”
“Uhm, is dat zelfs mogelijk?” vroeg Ioanna zich luidop af.
“Ik heb geen idee, maar dat lijkt mij het meest logische. Zephyra had wel gezegd dat ik er geen contact meer mee mocht hebben, maar wat weet zij en nu ook van. Ze heef het amper gezien. Het arme beestje was zo slim om meteen weg te vliegen toen ze binnenkwam. Maar heb je echt geen idee? Meestal heb jij dit soort dingen sneller door dan de rest, vandaar dat ik het aan jou vraag.” Ik hoopte tenminste dat het geen spion of iets dergelijks was, maar dat zei ik maar niet. Ioanna keek het roodborstje even aan. Het draaide zijn kopje en keek nieuwsgierig terug. Ioanna leek even haar woorden te overwegen, maar uiteindelijk gaf ze toch antwoord op de vraag:
“Ten eerste, ik heb dit soort dingen niet per se sneller door dan jullie, ik let gewoon beter op. Ten tweede, het zou kunnen. Van levensmagie ken ik echt niets, dus misschien kan je Kasper of Aeolus er even achter vragen?” Ze keek me verwachtingsvol aan, alsof ik meteen recht zou springen om het te gaan vragen. Ik bleef echter zitten en zei in plaats daarvan:
“Zal ik een andere keer wel eens vragen. Nu, wie heeft ons verraden?” Voor de tweede keer werden we precies wanneer ze het zou vertellen gestoord, toen er op de deur werd geklopt. Gefrustreerd schoof ik het vogeltje achter mijn rug en riep ik:
“Binnen!” Natuurlijk stond Zephyra daar, alsof ze kon rieken dat we over haar bezig waren.
“Wacht, waarom waren jullie over mij bezig? Wat zaten jullie hier te bespreken?” vroeg ze op haar hoede. Toen geen van ons beiden antwoordde, besloot ze het zo te laten.
“Doet er ook niet toe. Ioanna, ik geloof dat jij hier net bent toegelaten, aangezien dit niet jouw eigen kamer is. Wouter, omdat we nu toch vrije tijd hebben, dacht ik dat we nu misschien werk konden maken van jouw aanleg om van uiterlijk te veranderen?” Ioanna keek een beetje beteuterd, maar mijn ogen gingen meteen oplichten bij die woorden. Heel gretig knikte ik van ja, ik wou heel graag weten hoe dat moest.
“Oké, volg mij dan”, zei ze en ze begon weer weg te lopen. Vlug deed ik het raam open om het vogeltje buiten te laten. Meteen daarna liep ik achter Zephyra aan.
“Ik hoop dat jullie niets zijn aan het bekokstoven tegen jullie leerkrachten?” vroeg Zephyra onder het lopen. Ik bekeek haar even met een meen-je-dat-nou-echt-blik en besloot dat dat genoeg antwoord was.
“Waarom waren jullie anders over mij bezig?” vroeg ze met een schuine blik op mij. Ik besloot niets te zeggen over de eigenlijke reden waarom we daar zaten en zei:
“Zoals je zelf al zei, doet er niet toe. Waar gaan we naartoe?” Ik probeerde voorzichtig het onderwerp te veranderen. Ze had het duidelijk door, maar deed er niets aan.
“Zoals bij je vorige training, moeten we naar een plaats gaan waar je in contact kan komen met jouw innerlijk zelf. Om daar te geraken, moeten we vertrekken vanaf de binnenplaats”, antwoordde ze mijn vraag. Met die woorden kwamen we ook aan bij de binnenplaats, waar het drukker was dan zou moeten. In het midden van alle commotie kon ik net Benjamin onderscheiden.
“Wat doet die hier?” vroeg ik aan Kasper, die met zijn eeuwige kom cornflakes in de hand net aangewandeld kwam. Aangezien zijn mond vol cornflakes zat, haalde hij gewoon zijn schouders op. Net toen we bij hem kwamen, probeerde Aeolus een beetje orde te scheppen:
“Geef hem wat ademruimte! Benjamin, kan je ons vertellen wat er precies is gebeurd?” Benjamin zelf zag eruit alsof hij elk moment in elkaar zou zakken, niet vanwege verwondingen maar door verdriet. Hakkelend zei hij:
Toen-toen Dagon en ik weggingen, nam hij me mee naar een of andere vreemde stad, de Eeuwige Stad, zei hij. Die was bijna helemaal verlaten, buiten een zestal mensen. Vijf net zo jong als ons, de zesde eerder jullie leeftijd. Meteen grepen ze Dagon vast, hij had geen schijn van kans om iets te doen tegen hen. Ik ook niet, ze hadden mij door een onzichtbare muur afgesloten van hem. Toen zei de oudste dat ik een boodschap moest doorgeven aan jullie. De boodschap is dat we drie keuzes hebben: ofwel houden we ons afzijdig en raakt er niemand gewond, ofwel sluiten we ons aan bij hen en krijgen we eeuwige roem, ofwel werken we tegen en gaan we allemaal dood. Toen sneed hij Dagons keel door en zei hij dat Dagon het eerste voorbeeld zou zijn. Dagon… Is… Dood…” Hij viel op de grond en begon, net als Nerpius eerder, onbedaarlijk te huilen.
Er zijn nog geen reacties.