Hoofdstuk 44
Er kwam een oude man haar gezichtsveld ingeschuifeld. Zijn gezicht stond vol littekens en hij had een kwadaardige glinstering in zijn ogen. 'Zozo,' mompelde hij. 'Je had ons maar beter niet kunnen ontdekken, meisje. Je had beter moeten weten dan ons te bespieden.' Terwijl hij grijnsde, toonde hij een hele verzameling schele, gele tanden. Sarah probeerde zelfverzekerd te klinken. ' Je mag me niet onderschatten hoor. Ik zou je trouwens niet verraden. Ik ben geen echte jager. Ij gebruik hun trukken voor mijn eigen doeleinden.' Sarah zag dat er tussen de bomen twee nieuwe gezichten verschenen waren. Sarah ging verder. 'Mijn vader heeft al meer misdaden begaan dan jij je kan voorstellen. Als je de jagers dwars wil liggen, kan je me beter laten gaan. Ik heb nog een wraak gepland.' De man leek even te aarzelen en in die pauze kwam er een meisje van Van een jaar of achttien dichterbij. 'Jij moet Sarah zijn,' zei ze luchtig. Ze had maar een oog. Op de andere plaats zat een afgrijselijk litteken. 'Zit je broer hier ergens in de struiken?' Sarah schudde haar hoofd. 'Hij is de reden waarom ik wraak wil.' Het meisje leek teleurgesteld door dat nieuws. 'Ik ben Hilde,' zei ze. 'Ik ben je zus.' Het kleine meisje dat ze eerder achtervolgd had, schuifelde ook wat dichterbij. 'Zusje?' vroeg ze. Sarah antwoordde niet. Voor zover haar vader gezegd had, had ze maar een zus. Een halfzus die nog steeds bij de roversbende zou zitten. Nu pas kwam ze er achter hoeveel haar vader voor haar verzwegen had.
Er zijn nog geen reacties.