Chapter 35
Ik lijkt te zweven. Het is zwart om me heen. Opeens zie ik een paars licht voor me. Het wordt feller...'Aaargh!' Een intense pijnscheut schiet door mijn hele lichaam. Wat is dit? Waar ben ik? 'Nou nou...' Ik kijk voor me uit. Voor me staat...Molag Bal? Nee. Dat kan niet. Ik voel dat ik vastgeketend ben. 'Je hebt nogal een wilskracht voor zo'n klein wezentje,' zegt hij. Angstig kijk ik om me heen. Hoe kom ik hier weg?! Dit kan niet echt zijn! Laat het alsjeblieft niet echt zijn. Hij komt dichterbij. 'Je hebt er een potje van gemaakt. Ik had Skyrim onder de duim dankzij Harkon. En jij hebt hem afgemaakt! Verdronken als een zak kittens.' Mijn hoofd voelt zwaar. Wat is er aan de hand? Wat gaat hij met me doen? De palm van zijn hand glijdt langzaam over mijn gezicht. Ik trek mijn gezicht weg. Dat levert me een klap op. 'Hmm,' zegt hij. 'Dan zul jij het van Harkon moeten overnemen. Het is niet anders.' Ik schud mijn hoofd. 'Nee! Nooit!' Hij lacht. 'Ha! En wat ga je ertegen doen? Je bent in mijn domein. Je bent in Coldharbour. Maar voordat je me kunt dienen,' hij komt dichterbij. 'zullen er wat dingen moeten veranderen.' Oh nee! Hij gaat me bijten. Hij komt dichterbij. Ik probeer me los te rukken, maar ik zit goed vast. 'Even stil blijven...Het is zo...Aaargh!' Een bal van licht raakt hem en hij deinst naar achteren. 'Wat krijgen we...?!' Ik draai me om. Achter me schijnt een fel licht. Wat is dat? Wie is het? Een nieuwe bal licht schiet langs me, en raakt Molag Bal opnieuw. Hij deinst nog een stuk achteruit en houdt zijn handen voor zijn ogen. 'Nee!' schreeuwt hij. De kettingen verdwijnen en ik val op de grond. 'Blijf van haar af!' Die stem...Langzaam hef ik mijn hoofd op en kijk naar achteren. Er komt iemand uit het licht gestapt. Het is Gelebor! Hij is hier! Maar hoe? Hij loopt naar me toe en neemt me in zijn armen. 'Smerige strontelf!' zegt Molag Bal. Hij is weer opgestaan. 'Je bent hier in MIJN domein! Hoe durf je?! Weet je wel niet wie ik ben?!' Gelebor knikt. 'Dat weet ik maar al te goed. Waarom denk je dat ik hier ben?' 'Je kunt mij niet doden,' zegt Molag Bal. 'Ik ben een Daedra! Niemand kan mij doden!' Hij wordt weer geraakt door een bol licht, en vliegt achteruit. 'Daar ben ik van op de hoogte,' zegt Gelebor kalm. 'Maar je blijft bij haar weg!' Opeens wordt de omgeving fel verlicht! Mijn hoofd wordt zwaar en alles wordt zwart...
Langzaam word ik wakker. Ik lig op iets zachts, en er ligt iets warms op me. Mijn oogleden voelen zo zwaar aan. Ik slaak een diepe zucht. 'Volgens mij wordt ze wakker!' Ik hoor gefluister. 'Sst! Bokul! Je maakt haar nog wakker.' 'Maar ze moet toch wakker worden?' Ik hoor iemand zuchten. 'Niet nu, Meerkus.' Ik hoor gestommel om me heen. Langzaam open ik mijn ogen. De kamer is wazig. Mijn ogen vallen weer dicht. 'Arwen?' Iemand zegt zachtjes mijn naam. Het is een mannenstem. Ik ken die stem...'Arwen, kun je me horen?' Weer diezelfde stem. 'Euh...' is het enige wat ik kan uitbrengen. 'Ze komt bij, iedereen. Geef haar wat tijd. En dat is niet eetbaar, Meerkus. Dat zijn giftige paddenstoelen.' Ik hoor iemand wat uitspugen en een ander lachen. Weer open ik mijn ogen. Dit keer is de kamer helderder. Ik zie iemand zitten...Een elf? Gelebor? 'Huh?' zeg ik. Hij kijkt naar me. 'Goedemiddag, Arwen.' Ik knipper een paar keer met mijn ogen. Het beeld is nu compleet helder. 'Waar...waar ben ik?' vraag ik hem. 'Dit is niet de vallei.' Gelebor schudt zijn hoofd. 'Dat klopt. Je bent in High Hrotgar. Bij deze heren.' Hij kijkt op. Langzaam til ik mijn hoofd op. Ik zie de Greybeards staan. 'Hoe? Wat is er gebeurd?' Ik laat mijn hoofd weer op mijn kussen vallen. Gelebor legt zijn hand op mijn voorhoofd. 'Toen je was vertrokken, had ik er geen goed gevoel bij. Vampieren werken voor Molag Bal. En Molag Bal staat er niet om bekend om eerlijk te vechten. Ik heb de vallei verlaten en ben je achterna gegaan. Ik kwam net op tijd aan bij het kasteel. Het gevecht was in volle gang. Ik ben naar Shakari gerend, en gevraagd waar je was. Toen bleek dat je Harkon met Serana ging confronteren. Ik ben naar de kapel gerend. Net op dat moment trok Harkon je de fontein in. De kamer werd donker. Samen met Serana werd ik tegen de muur gegooid.' Hij slikt even. 'Toen ik opstond, zag ik je uit de fontein rollen. Je ogen gloeiden, wat natuurlijk geen goed teken was. Er hing een vreemde, paarse mist om je heen. Ik wist genoeg. Je was besmet, en niet zo'n beetje.' Ik ga recht zitten. 'Hoe ben je in Coldharbour terecht gekomen?' Hij pakt mijn hand vast. 'Ik heb contact gelegd met je geest, en ben zo afgereisd naar Coldharbour. Net op tijd. Was ik ook maar iets later geweest, had Molag Bal je tot zich genomen en was er niks maar wat ik zou kunnen doen.' Ik kijk naar mijn schoot. 'Bedankt daarvoor,' zeg ik. Ik trek voorzichtig mijn hand terug. 'Ik moet je mijn excuses aanbieden,' zeg ik. Ik kijk hem weer aan. 'Waarvoor?' vraagt hij. Verbaasd kijk ik hem aan. 'Waarvoor? Voor hoe ik me heb gedragen. Hoe ik tegen je hebt geschreeuwd. Ik heb vreselijke dingen gezegd. Ondanks dat, ben je me toch komen redden.' Hij zucht. 'Je was boos. Emotioneel. En ik hielp ook niet echt mee.' 'Ik weet dat je gevoelens voor me hebt. Ik weet dat je me niet gebruikte.' De tranen staan in mijn ogen. Hij drukt zachtjes een kus op mijn voorhoofd. 'Maak je er niet druk over. Als ik echt zo gekwetst en boos was, dan hadden we dit gesprek nu niet.' Ik zucht. 'Dat klopt. Wat gaat er nu gebeuren?' Hij kijkt even naar de rest. 'Zoals het er nu uitziet? Ik zal hier niet lang blijven. Ik hoor thuis in de vallei.' Ik knik. Dat had ik kunnen verwachten. 'Weet ik. Ik weet niet of ik hier nog thuis hoor.' Hij zucht. Voorzichtig kust hij me. 'Ik ben gewoon blij dat ik je op tijd terug heb weten te brengen, vehnan.'
Er zijn nog geen reacties.