Deel 6: Johtih 'Alia_3'
Hoelang heb ik geslapen? Het lijkt dagenlang en toch weer maar 5min, ik voel me gewoon volledig gedesoriënteerd. Jenny is al weg, misschien wel samen met Assandrelle. De geschiedenis, die Assandrelle ons getoond heeft, eiste een zware tol. Het was alsof ik het zelf ook beleefde, dat alle energie ook uit mij gezogen werd, en niet alleen uit Chalia. Het leek haast een droom, maar wakker worden in deze kamer geeft me de zekerheid dat het echt gebeurd is. Magie is iets geweldig, maar het kan ook gevaarlijk zijn, daar ben ik wel zeker van. Assandrelle kan even goed leugens laten zien om haar te helpen met een oorlog, terwijl zij net de slechte is. Je kan het niet weten, je kan niets meer weten. Vanaf nu moet ik altijd behoedzaam zijn met wat er echt gebeurd en wat niet. Ik slaak een diepe zucht. Ik zeg niet dat mijn leven vroeger beter was, maar het was op zijn minst een stuk gemakkelijker.
Langzaamaan kom ik recht op de bank en zie mijn boog geleund tegen de muur. Ik spring recht om het vertrouwde hout op mijn huid te voelen. Pas dan merk ik dat ik haast naakt ben. Iemand heeft me uitgekleed! Ik voel mijn wangen rood aankleuren, maar breng meteen mijn hoofd weer rechtop. Nou, wie het ook geweest mag zijn, ik hoop dat ze ervan genoten hebben.
Met een snelle blik door de kamer zie ik mijn kleuren keurig opgevouwen op een bureau liggen. Snel, met geveinsd zelfvertrouwen, kleed ik me weer aan ik kijk ik schichtig rond of er niemand is die me mogelijks gezien heeft. Dit keer kan ik een zucth van opluchting slaken.
Voorzichtig neem ik mijn boog en pijlen koker weer vast en sluip de deur uit. Ik voel me bijna een dief in de nacht, of iemand die ’s morgens van zijn geliefde weg sluipt op de weg naar huis. Ik hoor mezelf zachtjes grinniken.
“Jouw gedachten moeten wel heel grappig zijn als je grinnikt bij het wegsluipen uit de persoonlijke gastenruimte van de koningin.” Klinkt een achterdochtige, maar geamuseerde stem, achter me.
Verschrikt spring ik op, draai me om en ligt er bliksemsnel een pijl op mijn boog, gericht op de jonge dwerg achter me.
Ook hij is snel, ik weet zeker dat hij nog geen zwaard vast had toen ik me omdraaide, maar nu reflecteert het lemmet de zon in mijn gezicht.
“Als je denkt dat je sneller schiet dan dat ik die pijl in 2 hak, dan vergis je je.” Zijn stem klinkt niet langer geamuseerd, dat is nu vervangen door een tikje angst, alsof hij ook nog niet zo zeker weet wat hij aan het doen is.
“Wel wel Sendral, ik zie dat je Alia ontmoet hebt?”
Assandrelle! Wat een geluk dat zij er is voor er ongelukken gebeuren!
Meteen ontspan ik de boog en laat ik hem zakken.
“Het spijt me uwe majesteit.” zeg ik terwijl ik een buiging maak. “Dit is mijn fout, ik schrok toen hij plots achter me verscheen. De pijl was een reflex.”
Nu draai ik me ook om naar de dwerg.
“Het spijt me, het is volkomen mijn fout.”
Pas nu kijk ik hem echt aan. Hij is niet zo heel groot, maar hij is wel gespierd. Dat zal wel normaal zijn voor een dwerg? Hij heeft licht rode haren en bruine ogen. Ik ben er zeker van dat hij even verward kijkt als dat ik naar hem kijk.
“Nee, nee! Antwoordt hij snel. “Ik had gehoord dat er gasten waren bij de koningin, ik wist alleen niet dat ze er zo knap uit zouden zien en nog eens handig met wapens ook. “
Er valt een korte stilte.
“Ik bedoel, nee, wel, ik … niet dat u niet knap had verwacht, maar … ik had niet gedacht u hier nu te zien.”
Ongemakkelijk buigt hij naar zowel mij als naar Assandrelle.
“Vrouwe, uwe majesteit.”
Zo snel als zijn korte beentjes hem kunnen dragen rent hij weg.
“Wat is er net gebeurd.” Mompel ik tegen niemand in het bijzonder.
“Ik denk dat je een aanbidder hebt.” Klinkt de samenzweerderige stem van de koningin naast me.
Ik schud mijn hoofd, het moet niet gekker worden.
“Nooit zal ik dat begrijpen, maar dat is niet waar het om gaat momenteel, we moeten ons bekommeren om Gale! Hij is nog steeds in gevaar.”
Assandrelle schudt haar hoofd.
“Nee, de regels zijn er om gerespecteerd te worden, er zijn redenen waarom het hier normaal is dat we 3 dagen wachten voor we naar jullie verzoek luisteren. Het is feest Alia, ga vieren, de grote zaal is feestelijk gedekt en ook verder op het terrein begint het volk van Elfaria toe te stromen om jullie komst te vieren.”
Hoe kan ik nu vieren terwijl Gale in gevaar verkeerd, wie weet wordt hij gemarteld. Of erger, mischien is hij al dood.
“Ik zie dat je je zorgen maakt over Gale. Je bent nu waarschijnlijk een grote hoeveelheid scenario’s aan het inbeelden waar Gale gemarteld wordt?”
Ik knik alleen maar, het kost me moeite om niet kwaad te worden op de koningen. Al heeft haar kristallen stem iets kalmerend. Uit het niets ontstaan er 2 gemakkelijke zetels naast ons, Assandrelle nodigt me met een hartelijk gebaar om erin te gaan zitten. Het is eigenlijk niet echt uitnodigen, het is meer een bevel, maar op vriendelijke wijze. Tegen een uitnodiging van Assandrelle ingaan is echt een probleem.
“Ooit heeft er iemand mij een belangrijk verhaal verteld. Ook ik beeldde mij situaties in die nooit zouden gebeuren. Dit verhaal zou Gale je eigenlijk moeten vertellen, het komt namelijk van zijn familie en het gaat al generaties lang mee.”
“Wat? Maar..”
Met één handgebaar snoert ze mij de mond.
“Er was eens een handelaar, hij was met zijn kar vol waren onderweg naar het volgende dorp om alles te gaan verkopen. Voor de eerste keer ooit was hij alleen op weg, zijn leerling was ziek, maar hij kon niet een dag zonder verkoop gaan. Halfweg zijn trip stoot de kar tegen een steen, waardoor het achterwiel afbreekt. Onder luidt gevloek ziet hij de kar kantelen en het paard zijn poot verstuiken. De arme man merkt meteen op dat hij geen gereedschap bij heeft om de kar te herstellen. Snel kijkt hij rond zich en ziet hij dat er geen huis of boerderij in de omgeving te bekennen is. Er zit voor hem niets anders op dan op weg te gaan, hij weet dat hij een uur of 2 geleden een boerderij voorbij is gereden. Hij bindt zijn paard vast en gaat op weg.”
“Laat hij zijn spullen zomaar achter? Wat als er iemand de spullen steelt? Of wat als het gaat regenen?
Assandrelle glimlacht naar me. “Wat had jij dan gedaan? Ik denk niet dat hij veel keuze had, of wel soms?”
Ze heeft gelijk, de man is in het nauw gedreven, hij moet hulp zoeken, zo stom dat zijn leerling er niet bij is.
“Onderweg naar de boerderij begint de man na te denken. ‘oh verdorie, dat is toch wel heel veel pech hebben met die kar, ik hoop dat mijn paard het uithoudt tot ik terug kom’. Een eindje verder denkt hij ‘Hee! Ik hoop dat de boer wakker is, dat ik hem niet uit zijn bed moet halen.’ Nog een even later zegt hij tegen zichzelf ‘Ik hoop dat die boer wel het juiste gereedschap heeft.’ En zo gaan zijn gedachten verder: ‘Oh, maar wat als die boer me helemaal niet op zijn erf wil? Misschien wil hij wel helemaal niet helpen.’ ‘Wat als hij boos wordt op me?’ ‘Wat als hij met een spade achter me aan komt gerend? Wat moet ik dan doen?’ Zo maakt hij zichzelf kwader en kwader. Tot hij na bijna 2 uur het huis bereikt. Hij klopt aan de deur aan en een vriendelijke boer met wijde glimlach doet open. ‘Goedenavond’, zegt de boer, ‘wat kan ik voor u doen?’. De arme verkoper doet furieus zijn mond open: ‘Weet je wat,’ snauwt hij naar de boer, ‘hou je gereedschap maar, het hoeft al niet meer.’ “
Glimlachend kijkt Assandrelle me aan.
“Dat was het?” vraag ik, “Wat moet dat dan betekenen? Behalve dat die man dom gereageerd heeft natuurlijk.”
Weer die zoete glimlach van haar.
“De boodschap hierachter is dat je niet moet denken wat anderen gaan doen, zeker niet dat hun reactie slecht gaat zijn, het is toch nooit juist. Je hoeft je niet boos te maken in iets dat nog niet gebeurd is, dat veranderd ook niets.”
Ze heeft gelijk. Ik voel mijn woede wegebben. Niet volledig natuurlijk! Ze moeten Gale helpen, zo snel mogelijk, maar als ik ze blijf aanklampen om iets te doen, duurt het nog langer. Er zit niets anders op dan het feest uit doen.
Even later dwaal ik door de verlaten gangen, af en toe lopen er dienders langs met zilveren platen vol met onbekende etenswaren. Het voelt zo onnatuurlijk, alsof ik in een vreemde droom ben verwikkeld en daar niet uit kan komen.
“Alia!” klinkt Jenny’s opgewonden stem achter me. “Je bent wakker! Dank de Goden!”
Voor ik kan vragen waar ze geweest is, neemt Lolan me vast en knijpt me haast fijn.
“We moeten naar het feest, misschien leren we nog iets belangrijk.” Gaat ze onverstoord verder. “Misschien krijgen we wel weer een verhaal! Als het over Nenja gaat, dan kunnen we daaruit leren hoe we haar verslaan.”
“Ik kan je zeggen dat het wel eens kan zijn dat de hopnger haar zal verslaan.” Antwoord ik gepikeerd zodra Lolan me weer heeft neergezet. “Zo te voelen is ze niet echt goed aan het eten en heeft ze haar teen gestoten.”
“Dan moeten we zodra het feest voorbij is een heel elfenleger op weg krijgen om haar te verslaan!”
Lolan is strijdvaardig en dapper, dat is wel zeker, maar of de elfen ons een leger zullen geven, dat betwijfel ik nog wel.
Na de hele middag de gangen van het paleis te verkennen en verhalen uit te wisselen, komen we aan bij het feest. Geen idee hoe Assandrelle het in de menigte gezien heeft, maar van zodra we het veld betreden laat ze iedereen zwijgen.
“Beste Elfen en andere Elfarianen.” Begint ze haar speech, “Maar enkelen onder u hebben weet van het verre verleden. Maar enkelen onder u herinneren zich de Kernoffers die we moesten brengen bij het scheiden van de wereld. Wel kent ieder van u de naam Johrah.”
Overal rondom zwelt het geluid van gemompel op, de edele koningin laat het even bestaan tot ze het met een enkel handgebaar voorbij laat gaan.
“Ik weet dat velen van u al angstig worden bij het horen van de naam Johrah of Ja’afar, het wordt tijd dat we zijn naam wel durven noemen en dat we wel durven erkennen wat voor gevaar hij met zich meebrengt.”
Elegant, stijlvol maar vol vurige spirit kijkt ze rond in de menigte, tot ze haar blik op ons laat rusten.
“Het feest van vandaag heeft te maken met Johrah, niet om hem te vrezen, maar omdat de verloren kinderen zijn wedergekeerd. Jaren geleden hebben ze ons verlaten en zijn ze opgevoed door de mensen, maar nu zal hun toekomst samenvloeien met die van Johrah. De toekomst is duister en onzeker, maar één ding is zeker. Vandaag vieren we deze drie helden, die hun familie eer zullen aandoen, op welke manier ze de toekomst ook zullen betreden.”
Het is alsof alle blikken nu op ons gericht zijn, waarschijnlijk is dat ook zo. Lolan voelt zich in zijn element een zwaait uitbundig naar iedereen die kijkt. Jenny en ikzelf zijn iets meer terughoudend. Ik weet niet echt wat er moet komen, wat heeft Ja’afar met onze toekomst te maken? En wat kunnen wij doen? Wij zijn maar een paar elfen die tot nu toe dachten dat ze mensen waren, we hebben niet de opvoeding gehad om onze elfenroots eer aan te doen. De toekomst is inderdaad duister en onzeker, Assandrelle lijkt er wel heel veel hoop op te vestigen. Waarom dat is, daar is alleen maar naar te raden.
Er zijn nog geen reacties.