Deel 6: Johtih 'Lolan_3'
“Juon juon, minä poika juon. Minä tykkään olla kännissä. Juon juon, minä poika juon. Tahdon heilua hulluna humalassa” zing ik zo luid mogelijk mee.
Het heeft me een tijdje geduurd om de woorden nog maar te kunnen uitspreken, maar het is gelukt. Die centaurs zijn de beste maatjes om dronken mee te worden. Natuurlijk laat ik me niet zomaar onder tafel drinken, ik kan wel wat mede verzetten voor ik niet meer normaal op mijn benen kan staan. De centaurs spelen wel vals! Ze hebben 4 poten om op te blijven staan, dus veel meer steun.
Aan het eind van het lied worden de hoorns tegen elkaar geramd waardoor de mede over de hoorns heen klotst en de hele tafel onder ligt.
De benen van de paardmensen dreunen het ritme mee op de vloer van de grote gelagzaal. Ik grijns. Als we dit in mijn dorp zouden doen, dan zouden alle vrouwen zo komen klagen en hun mannen naar huis sleuren. Hier lijkt het de normaalste zaak van de wereld, geen enkele centaur lijkt ook maar te denken aan hun thuis. Al is er eentje, Agator als ik me niet vergis, dat bij elke keer dat hij drinkt eerst even een foto groet. Het zal vast zijn merrie zijn. Het zou wat, ik amuseer me hier te pletter, Gale mag dan hulp nodig hebben, maar sorry kerel, dit is echt wel een goed leven. Wel grappig, ik versta geen woord van wat ze zeggen, maar ik begrijp wel wat ze bedoelen.
Een rauwe stem, gesmeerd met mede klinkt naast mijn oor. “Zonde dat jou vier benen niet hebt.”
Ik schrik op en kijk de centaur die me probeert aan te spreken verbaasd aan. “Je spreekt onze taal!”
“Een betje” Antwoordt hij onzeker. “Ooit goed vriend had. Van jouw wereld.” Spontaan begint hij te grijnzen. “Hij niet veel drinken kon.”
Zijn bulderende lach klinkt door de ruimte en nodigt de anderen aan om mee te doen. Weer beginnen ze met het scanderen van een nieuw kort lied. Met hun hoorns slaan ze vrolijk op de tafel. Dit keer doen ze het voor mij, zeker weten, ze verwelkomen een nieuwkomer in hun rangen. Ik voel me hier thuis, zouden mijn echte ouders hier ook geweest zijn? Mijn buikgevoel denk ik van wel, maar het is niet de moment om er nu naar te vragen. Nu drinken en feesten!
Tot in de vroege uurtjes feesten we door, met zo veel geluid dat de God van donder er jaloers op zou worden. Je mag me gek noemen, maar tegen de ochtend weet ik haast hoe de taal van de centaurs in elkaar zit. Die rauwe klanken hebben elk hun betekenis, zo nu en dan waag ik me zelf aan een klank om met hen mee te kunnen. Het enthousiasme van de paardmensen is ongeëvenaard. Ik hoop dat Assandrelle me hier laat blijven zodra we Gale gered hebben.
Langzaam word ik wakker, geen idee waar ik ben, mijn hoofd bonst. Misschien had ik minder mede moeten drinken, maar ik kan toch niet onderdoen voor mijn nieuwe vrienden, toch? Moeizaam hef ik mijn hoofd op, alles draait nog steeds. Ik ben wel de eerste wakker, alle centaurs liggen nog uitgeteld op de vloer met hun hoorn omklemd. Ik merk dat ik grijns, hun hoorn is echt hun leven lijkt het, ze weten best wel hoe ze plezier moeten maken.
Tijd om het paleis eens verder te verkennen, wat moet ik anders doen, slapen heb ik toch niet zo veel zin meer in. Een zacht gekreun klinkt achter mij, een van de centaurs begint wakker te worden. Ze kunnen dan misschien wel veel drinken, maar tegen mij kunnen ze niet op. Wacht maar tot de rest hoort dat ik niet moet onderdoen voor een centaur.
Ik vraag me af of ze dit gebouw als hun stal zien? In elk geval ruikt het zo, en zo te merken, ik ook. Ik me toch best eerst ergens opfrissen, maar waar? Buiten de kamer is er een hele gang met deuren. Eentje moet toch wel een waskamer zijn, niet? Op goed geluk probeer ik een kamer aan de rechterkant, helaas niet de juiste, het contrast tussen dit berghok en de pracht en praal van het paleis kan haast niet groter zijn. Het lijkt zelfs op de opbergruimte thuis!
“Dat, mijn welriekende vriend, is een herinneringskamer.” Klinkt een stem achter me. Wanneer ik me omdraai zie ik een smetteloze elf met een geparfumeerde zakdoek aan zijn neus staan. “Die magische kamer haalt een willekeurige herinnering op uit je gedachten en past zich ernaar aan. Het lijkt erop dat het deze keer op een vergeten ruimte van de eerste mensen.”
“Ik zoek een ruimte om me op te frissen” antwoord ik hem
“Dat kan ik me voorstellen ja, maar waarschijnlijk al enkele jaren. De deur daar aan de linkerkant kan je gebruiken, dat gebruiken de centaurs ook.”
Zonder verder nog op reactie te wachten loopt hij een andere kamer in en zwaait de deur krachtig maar stil dicht. Wat is dat een omhoog gevallen verwend kind zeg! Hij is niet veel ouder dan mij, maar doet zo uit de hoogte alsof ik een vlek ben die hij niet kan verwijderen.
Ach het zou wat, de centaurs zijn in elk geval een stuk beter te vertrouwen, ik zal die wasruimte maar eens opzoeken. Ik hoop dat het niet weer zo’n rare magische kamer is.
Het is inderdaad een wasruimte, maar wel eentje dat je niet verwacht. Het is zo groot als de woon- en eetruimte thuis! Er staat een kuip, groot genoeg om in te zwemmen en het warme water zit er al in! 2 wasbakken met een stapel lakens naast om je te drogen. Verder hangt er zelfs een spiegel om jezelf te bekijken! Dat heb je echt alleen bij de rijken. Toegegeven, dit is natuurlijk wel een paleis.
Verder moet ik natuurlijk niet nadenken, kleren uit en het water in! Er ligt zelfs een mat voor de kuip zodat je niet zou uitglijden.
Terwijl ik in het bad lig te genieten van de ruimte, die hitte en de rust hoor ik zachtjes muziek. Alsof ze in een kamer vlakbij een orkest oefenen. Maar dat kan niet, het klinkt alsof de muziek echt in deze kamer is. Het is rustig, zacht, maar ook intens. Het geluid vult me en neemt me mee in het verhaal. Wanneer ik mijn ogen sluit, voel ik dat ik meedrijf op een rustige rivier in een oneindig woud van grote bomen. Hier en daar komen de dieren kijken en van het water drinken. Wanneer de muziek versnelt voel je dat ook de rivier even versnelt voor het weer rustig aan gaat. Het mooie groene bos kleurt langzaam meer oranje, geel en rood. Het seizoen verandert doordat ook de muziek een ander thema voortbrengt. Het wordt niet kouder, de temperatuur blijft ideaal, ook als daarna de muziek wel kouder en somberder speelt. De winter is ingezet. Sneeuw ligt overal, maar de rivier blijft vrolijk doorstromen. Ik voel me zelf ook minder ontspannen, tot de lente inzet. De muziek begint plots veel opzwepender te spelen, alle sombere gevoelens verdwijnen en ik word overstelpt door een gelukzaligheid. Nog één keer veranderd de muziek, de lente blijft aanwezig, de muziek blijft opzwepend, maar je voelt ook iets dreigend en groots aan het einde van de rivier. Het moet het paleis zijn, maar het paleis wordt overschaduwd door grote wolken. Je voelt het enthousiasme van de muziek waar het dreigende langzaam doorheen kruipt. Intuïtief weet ik dat het Ja’afar is die dreigt over het paleis van de Elfen. Ik voel dat het dat is.
Ik open mijn ogen en voel me helemaal klaar voor de dag, ik voel me niet langer vuil en stinkend. Ik kom uit bad en droog me af met één van de droge doeken die er ligt. Die hele tocht op de rivier leek zo echt, maar dat kan het niet geweest zijn. Hoewel … misschien was die kuip wel magisch en heb ik werkelijk een jaar gevaren? Nee dan zou ik wel meer honger hebben, toch? Ik begrijp nog steeds niets van magie, het zou gewoon niet mogen bestaan.
Nadat ik me heb afgedroogd, neem ik mijn kleren weer vast. Ze zouden smerig moeten zijn van een hele nacht drinken, maar dat zijn ze niet. Het is of ze net gewassen en gestreken zijn. Langzaam schud ik mijn hoofd, ik zou van niets meer verbaasd moeten zijn, maar het irriteert me wel. Moet nu werkelijk alles met magie te maken hebben hier?
In de hallen probeer ik me te herinneren welke zaal het was waar we Assandrelle gesproken hebben. Het wordt tijd dat de Jenny en Alia eens vertellen wat er met hen gebeurd is. Mijn nacht zal alvast beter geweest zijn dan die van hen.
“Lolan!” klinkt een bekende stem achter mij
“Je hebt geen idee wat wij hebben meegemaakt, je hebt wat gemist tijdens je nacht drinken. Het was ongeloofelijk, Assandrelle heeft ...” Midden in haar geratel stopt Jenny met praten. “Je ruikt haast naar een echte Elf! Ik had verwacht dat je tijdens een nacht met centaurs je hun geur eigen zou gemaakt hebben.”
Grijzend kijk ik haar aan. “Die centaurs zijn fantastisch, daar kan ik wel van genieten, en ik heb er toch wel enkelen onder tafel gedronken, al zeg ik het zelf.”
Ik voel mijn borst zwellen, die menspaarden kunnen best veel drinken, maar ik voel me er meer dan thuis. Eigenlijk wil ik niet meer weg, maar voor nu zal ik wel gewoon volgen, ik kan altijd terugkomen.
Jenny rolt met haar ogen en trekt me mee een kamer in. Ze begint meteen te ratelen over Assandrelle, iemand die Johrah heet, draken en magie. Het is verwarrend, maar het klinkt belangrijk. Het is haast niet te geloven dat ik nog maar pas geleden thuis met stenen aan het sleuren was.
Er zijn nog geen reacties.