Hoofdstuk 39
Will reed achter Halt het bijeenkomstveld op. Er reden een stuk of vijf Jagers naast hem, die ze onderweg waren tegengekomen. Ze hadden besloten dat verder zoeken niets zou opleveren. Plots stoote Halt hem aan. "Will," siste hij, en hij wees naar twee figuurtjes die in de schaduw tegen een boom leunden. Will herkende ze onmiddellijk. "Niet te geloven," mompelde hij. Op zijn hoedde reed hij dichterbij. Ze waren de enige op het hele terrein. Toen ze dichterbij waren gekomen, knikte de tweeling hen vriendelijk gedag. Wantrouwig steeg Will af. "Moeten jullie niet bewaakt worden?" vroeg hij. Hij graaide snel de bogen weg die nonchalant tegen de boom waren gezet. Sander haalde zijn schouders op. "Dat werden we ook, maar ze moesten alle vier dringend weg." "Wacht even, vier bewakers?" vroeg Will ongelovig. "De leerlingen," legde Sander uit. "Crowley geloofde dat het hier veiliger was voor hen dan in het bos, met die gevaarlijke gek die daar schijnt rond te sluipen." Halts toon werd onmiddellijk scherper toen hij hoorde dat er leerlingen vermist waren. "En waar zijn ze nu?" vroeg hij fel. Sander haalde zijn schouders op. "Ze zijn het bos in gereden. Ze moeten daar waarschijnlijk nog ergens rondhangen." Hij vertelde expres niet het hele verhaal. Hij vond het wel grappig om de Jagers op stang te jagen. Dat plezier vervloog meteen toen Halt hem vastgreep. Sander kon zich nauwelijks bewegen in de ijzeren greep van de oude Jager. Hij probeerde zich wanhopig los te rukken tot hij plots de koude punt van een mes op zijn keel voelde drukken. "Waar zijn ze?" herhaalde Halt langzaam. Sander, die nauwelijks durfde te bewegen, laat staan praten, antwoorde niet. Hij keek angstig in de donkere ogen die duidelijk op onweer stonden. Zijn ooghoek flitste hulpzoekend naar Sarah. Tot zijn verbazing zag hij dat zijn zus, terwijl hij in een benarde positie zat, vrolijk acrobatenkunstjes uitvoerde met haar saksisch mes.
"Geef dat mes maar hier," had Will gezegd, toen hij zag dat het meisje verveeld in een stuk hout aan het kerven was. Voor Sarah had het geklonken als: "Ik vraag je vriendelijk om het mes omdat ik een nar met twee linker handen ben, en als ik het probeer af te pakken, krijg ik het zeker nooit, dus geef het alsjeblieft, ik smeek het je, hier. Mijn meester staat er bij en ik wil geen slechte indruk op hem maken. Hij weet nog steeds niet hoe onhandig ik ben." En nu ze toch over een nar bezig was, besloot ze dat het tijd werd om zelf weer eens de nar uit te hangen. "Probeer zelf maar te vangen," had ze gezegd, waarna ze was begonnen met het scherpe stuk ijzer de lucht in te slingeren en met een bijna acrobatische elegantie op spectaculaire manieren weer op te vangen. Dat duurde tien seconden. Toen graaide Will het uit de lucht. Ze probeerde het ook nog even met haar werpmes, en toen ze dat kwijt was zelfs met haar zwaard, iets wat haar tenen maar op het nippertje overleefden. Toen vroeg ze zich af of ze haar "schilmesje" ook tevoorschijn zou trekken, maar een goochelaar houdt altijd wel ergens een reservekaart achter de hand, dus gaf ze het maar op. Nu pas merkte ze dat haar broer Halt blijkbaar kwaad had weten te krijgen, iets wat niet al te moeilijk was. Even vroeg ze zich af of ze hem te hulp zou schieten. Halt zag er best eng uit, en dat was heel zacht uitgedrukt, maar ze dacht niet dat hij hem zou vermoorden, dus moest haar broer zijn plan maar weten te trekken. "En je andere messen?" vroeg Will plots, op een toon die geen tegenspraak dulde. Ze zou zichzelf ook uit deze situatie moeten redden. "Mijn... andere messen?" vroeg ze quasi verbaasd. "Hoezo, mijn andere messen? Mijn broer heeft misschien nog ergens een scheermesje op zak, maar van mij heb je alles." Will wees naar de doorgesneden touwen op de grond. "Waarschijnlijk hadden de leerlingen jullie wapens al afgepakt, dus moeten jullie nog iets achter de hand hebben gehad." Sarah vervloekte zichzelf dat ze dat detail niet had opgeruimd. "Dat zei ik toch al," probeerde ze voorzichtig, "het scheermesje van mijn broer." Het werkte niet. "Jouw vader had twee messen in zijn laarzen en een derde in zijn mantel. Ik zie geen reden dat jullie er geen zouden bij hebben. Sarah toonde zuchtend de plaats in haar mantel waar Steven een verborgen schede had. Will inspecteerde het plekje, vond niets, en bestuurdeerde toen de andere kant. Weer niets. Hij begon haar bijna te geloven, maar toen keek hij in haar laarzen. Niets, maar in één ervan zat een gleuf, zoals haar vader in zijn twee laarzen had gehad, en hij wist dat die gleuf voor messen was bedoeld. Hij wees ernaar. "En dat dan? Waar heb je het mes verstopt?" vroeg hij. "Dat ben ik daarnet kwijtgeraakt," loog Sarah, terwijl ze hoopte dat haar laatste wapen niet uit haar mouw zou glijden als ze te veel bewoog. "Luister eens," zei Will, "oftewel geef je het onmiddelijk hier, oftewel ben ik genoodzaakt elke milimeter van je kleren te onderzoeken tot ik dat ding heb. Ik ben niet zo dom dat ik het risico neem dat je een moordwapen in je onderbroek hebt zitten." Dat was argument genoeg. Sarah smeet het mesje vlak voor zijn voeten in de grond. Will bekeek het ding kritisch. "En over zoiets kleins zo moeilijk doen."
Sander stond nog steeds in doodsangst tegen het mes gedrukt. Hij durfde nauwelijks adem te halen. "En?" vroeg Halt dringend. Sander wou het wel zeggen, maar hij was bang dat het mes daarbij zijn keel aan flarden zou scheuren. Het was bovendien wel lang om uit te leggen, en Halt zag er niet al te geduldig uit. Op dat moment hoorde hij paardenhoeven naderen. Toen hij de jonge stemmen hoorde, besefte opgelucht dat het de leerlingen moesten zijn. Halt smeet hem ongeïnteresseerd aan de kant en hij viel happend naar adem op de grond. Hij had wel een minuut zijn adem ingehouden. Nog voor hij helemaal bekomen was, pakte Will zijn voet beet om zijn verborgen wapen uit de schede te trekken. Enkele meters verderop stegen de leerlingen af. "Dus jullie hebben ze gevonden?" vroeg Sam opgelucht. "Ze waren bijna ontsnapt." Halt schudde zijn hoofd. "Ze zaten gewoon hier. Wat is er nu precies gebeurd?" Met zijn vieren deden ze opgewonden het verhaal over de ongewone ontsnapping en de geschifte sprong van wel zeven meter. Sarah luisterde aandachtig. Goed, toen ze geoordeeld had dat de afgrond tien meter diep was, had ze misschien een klein beetje overdreven. Een ruime schatting naar boven afgerond, noemde ze het maar. Ondertussen kwamen er meer Jagers aan, die er een grote cirkel rond vormden. Allemaal knikten ze dat ze het begrepen. Ze haden al veel meegemaakt, dus konden ze er zich wel iets bij voorstellen. "Maar de vraag blijft," besloot Will, "waarom ze terug zijn gekomen." Hij richte zich tot de tweeling. "Wel?" moedigde hij hen aan. Sander gebaarde Sarah dat zij de eer had om het uit te leggen. Sarah gebaarde dat hij het wel mocht doen. Sander gebaarde weer naar zijn zus, iets minder vriendelijk dit keer. Sarah gaf Sander een kwade duw naar voor, als een duwtje in de rug om het uit te leggen. Dat liet de jongen niet over zich heen gaan. Hij draaide zich om, liet zijn zus over zijn been struikelen, en smeet haar op de grond. "Jij wint," mompelde Sarah. De groep rond hen keek nieuwsgierig naar de strijd die ze zoonder een woord te zeggen hadden gevoerd. "Er zou hier een gevecht plaatsvinden dat we voor geen goud ter wereld wilden missen," helderde Sarah op. "Niet een gevecht waarin wij de wapens opnemen," voegde ze daar snel aan toe. "Naar ik gehoord heb wilt een dappere leerling Halt uitdagen. Hij heeft zelfs gezegd dat het hem lukt met zijn handen op de rug gebonden." Ze wierp een veelbetekenende blik op Nicholas. "Dat was bij wijze van spreken, natuurlijk," verdedigde de jongen zich. Halt wuifde de discussie weg. Hij had er al vrede mee dat de tweeling onbegrijpelijke kleuters waren. "Hier wordt niets gevochten vooraleer ik weet waarom jullie écht zijn teruggekomen." "Dat zeiden we toch al," verklaarde de tweeling. Niemand was overtuigd. Zo'n halve minuut lang bleef de gespannen stilte in de lucht hangen. "Goed dan, als jullie écht een andere reden willen kan ik wel iets uit mijn duim zuigen," zei Sander uiteindelijk. Sarah keek haar broer verstoord aan. Ze had met een strakke blik onbewegelijk en uitdagend oogcontact proberen te maken, in de hoop iemand ongemakkelijk te laten voelen. Tevergeefs natuurlijk. "We zijn hier terug omdat we nog steeds leerling willen worden, en we laten ons niet zomaar wegjagen door valse beschuldigingen. Onze vader zou het zelfs als een beledeging hebben gezien als wij hem zouden proberen te helpen." Sander herinnerde nog goed dat hij een zeldzame glimp van trots had opgevangen in zijn ogen terwijl hij ontsnapte, maar hij was het allang verleerd om zich over elk leugentje druk te maken. Eigenlijk waren hij en zijn zus best ervaren leugenaars. Ze vielen bijna nooit door de mand en lieten zich ook nooit op een onregelmatigheid betrappen. Crowley, die in stilte was opgedoken, wurmde zich naar voor. "Niet geholpen zeg je?" vroeg hij. "En die kerf dan? We hebben bewijs dat hij hulp heeft gekregen." Sarah gebaarde naar zijn zus. "Zelfs het kleinste kind kan uitleggen dat we daar niets mee te maken hebben. "Inderdaad," zei Sarah, "Het zit zo..." pas toen besefte ze dat haar broer haar voor een klein kind had uitgemaakt. Ze wierp een dodelijke blik naar Sander, die wel heel breed grijnsde aangezien hun situatie. Net een wolf die elk moment kan toehappen, dacht ze. Ze richte haar aandacht weer op wat ze ging zeggen. "Wij waren niet de enige verdachte individuen die bij het huis rondslopen," zei ze met een veelbetekenende blik op twee jongens. "Waarom zouden zij dat gat niet gemaakt hebben?" Een heleboel blikken gleed naar de leerlingen, maar niet veel overwogen deze mogelijkheid. "Waarom wel?" vroeg iemand. Sarah haalde haar schouders op. "Ik heb gehoord dat jullie Jagers maar een nieuwsgierig volkje zijn. Misschien om beter te kunnen afluisteren? Of om te zien wie er daar gevangen werd gehouden?" Natuurlijk wist iedereen precies wat er gebeurd was, maar toch, enige logica kon niet ontkend worden. Sander nam het weer van haar over. "Dus, dit is hoe we er voor staan," zei hij op kalme toon. "We worden van iets beschudigd en de kans is groot dat we het inderdaad gedaan hebben, maar jullie hebben geen bewijs dat niet op een andere manier verklaard kan worden. Daarnaast hebben we weten te ontsnappen, maar zijn we toch terug gekomen. Zouden we dat echt durven als we het gedaan hadden?" Hij hield even een pauze om de retorische vraag te laten bezinken. Hij keek verstoord op toen Sarah dit zag als een uitnodiging om het van hem over te nemen. "Daarnaast, als we het wél gedaan zouden hebben, dan hebben we jullie in totaal toch meer geholpen dan kwaad gedaan, want zonder ons hadden jullie Steven nooit gevonden, en was Gilan buiten gesmeten." Ze zocht of Gilan stond te luisteren in de hoop dat hij het kon bevestigen, maar blijkbaar was hij nog op zoek. Sander liet haar adempauze niet onbenut. "Ja, jullie mogen ons dus wel bedanken. Is het trouwens niet logisch dat we onze vader helpen? Hij heeft ons opgeleid." Will kwam tussenbeiden. "Wacht eens even, het feit dat hij je vader is praat niet goed dat je hem zomaar laat ontsnappen." "Ja, want jij bent net de persoon die veel over vaders weet, hè," kaatste Sarah terug. Ze kende het verhaal van hoe Will als wees was opgegroeid, omdat ze samen met haar vader Halt vaak bespioneerd had en Steven wou ook dat ze alles over het merendeel van de Jagers wist, voor als het ooit van pas zou komen. Er klonk een boos geroezemoes. Dat argument pakte blijkbaar niet goed uit. "Maar jullie hebben in ieder geval geen bewijs," riep Sander er boven uit. "En als jullie dat zouden hebben, of bewijs overbodig vinden, dan vechten we ons hier gewoon een weg naar buiten, en als er een van ons bij doodgaat, wat waarschijnlijk het geval is, dan lopen er twee wraakzuchtige mensen met Jagerskunsten rond in Araluen. En als we alebei sterven, komt vader er wel achter, en jullie hebben gehoord hoe slim die is. En dan kunnen wij niet meer helpen." Hij keek uitdagend in het rond. Toen ontspande hij weer. "Maar als jullie ons leerling laten worden, hebben jullie ons ergens waar jullie ons in de gaten kunnen houden, en is Steven ook tevreden, dus kunnen jullie een stuk geruster gaan slapen. En het is praktisch gezien ook zo dat jullie al een hele tijd geen nieuwe leerlingen meer gekregen hebben." Hij keek veelbetekenend naar de vier jongens die als enigen in opleiding waren. Toen was Crowley het beu. "Jaja," riep hij, "we weten het nu wel. Een geweldig plan." "Het was eerst jullie eigen voorstel," wierp Sarah tegen. Crowley zuchtte. "We zullen er over denken," beloofde hij, "maar in tussentijd gaan jullie nergens heen." Broer en zus wisselden een snelle blik. "Dat klinkt best," besloot Sarah. "Als een Jager ergens moet over denken, vind hij meestal niet dat je onzin staat te verkopen."
Er zijn nog geen reacties.