Hoofdstuk 34
De dagen die daarna volgden verliepen eentonig. Het weer had besloten om te slaan en het werd opmerkelijk kouder. De helft van de tijd goot de regen naar beneden, en wanneer er geen buien waren, verhinderdde de wind de groep reizigers om op te warmen. Op een avond zag Will dat de tweeling dicht tegen elkaar op de grond zat te bibberen, hoe dichter ze bij het terein van de bijeenkomst kwamen, hoe stiller ze werden. Alsof er daar het einde van de wereld lag. Hij daarentegen, werd met de dag vrolijker in het vooruitzicht de andere Jagers weer snel tegen te komen. Hij besloot met de twee zielepoten te gaan praten om te weten wat er aan de hand was, want voor zover hij wist, was dit niet het soort stilte van wanneer ze een plan hadden en rustig afwachtten om toe te slaan. Die twee leken trouwens al sinds hun laatste mislukking zich rustig te houden. Zo lang ze maar ergens zaten waar iedereen ze goed in het oog kon houden, zorgden ze niet voor problemen. Voor de twee tieners stond dit waarschijnlijk gelijk aan een complete moedeloosheid. Will liep er op af. "Wel? Vroeg hij, wat is er?" "Niets," zei een dubbele stem opgeschrokken. "We waren gewoon wat aan het denken," verduidelijkte Sarah. "Toch niet weer een van jullie snode plannen, hoop ik?" vroeg Will streng. "Nee, hoor," zei Sander, "we wilden gewoon vragen of we wat konden trainen." "Trainen in onzichtbaar worden en heel snel weg lopen, bedoel je?" vroeg Will "Of hopen jullie je wapens terug te krijgen?" Sarah schudde haar hoofd. "Nee, gewoon zorgen dat we in vorm blijven, want als jullie ons straks inderdaad niet in een ravijn duwen, maar ons leerling willen laten worden, mogen we toch niet in luie zitzakken veranderd zijn?" Will schudde zijn hoofd. "Sorry, dat gaat voorlopig niet door. Vooralleer jullie vader weg is, wagen we het niet jullie even uit het oog te verliezen. Wie zegt er dat er niets achter zit?" De broer en zus keken elkaar even aan. "Eigenlijk zat er wel iets achter," bekende Sarah, "We dachten dat jullie, wanneer jullie zouden zien dat we met z'n twee heel goed kunnen trainen, we samen konden blijven." "En anders zou dat trainen nodig zijn om ons hier een weg naar buiten te steken," maakte Sander zijn zus af. "Het is ook een voordeel dat we elkaar aanvoelen. Dat wil je toch niet kwijt?" "Ik zal er over denken," beloofde Will, al wist hij dat Crowley uiteindelijk het besluit moest nemen. Die was immers de baas.
Toen Will een eindje uit het zicht was gewandeld grinnikte Sarah zachtjes in de richting van haar broer. "Ssst," siste die, "ze mogen nog niet weten dat wij tegen die tijd al lang en breed met onze vader aan de andere kant van de zee zitten." Ze wisten nog niet hoe ze hun plan ten uitvoer moesten brengen, maar één laatste poging zouden ze toch wagen.
Er zijn nog geen reacties.