Hoofdstuk 31
"Dus jullie verwachten dat wij naar jullie kant willen overlopen?" Sarah keek spottend naar de gezichten rond haar. "Dat is een mooie, eerst zijn we jullie vijand, en dan willen jullie ons plots als Grijze Jagers hebben?" "Als leerlingjagers," verduidelijkte Will. Ze hadden Sarah hun voorstel uitgelegd. Het meisje vond het wel een leuke grap. Toen schudde ze haar hoofd. "Jullie zien een paar dingen over het hoofd, namelijk dat we jullie niet geloven. Nu tevoorschijn komen is wel het domste dat we kunnen doen. En zo benauwd is onze positie niet. We hebben de hele wereld om verstoppertje te spelen, al zou zelfs dit bos te groot zijn om ons te vinden." Eigenlijk overwoog Sarah hun voorstel wel degelijk, want ze wou nog niet dood, en ze wist dat de Jagers hun zouden vinden als ze echt probeerden, maar ze wou nog even tijd winnen om na te denken. "Jullie vader is het er trouwens mee eens," wierp Arnaut op tafel, en Steven knikte bevestigend. Sarah besefte dat haar vader dat ergens al altijd had gewild, en hen daarom zo had opgeleid, maar ze zette nog even door. "De tijd dat onze vader iets te zeggen had, is al voorbij sinds we Gilan kwamen helpen, maar ik wil er over onderhandelen. Als jullie hem vrijlaten, komen we mee." "Hem vrij laten is het laatste wat we gaan doen," haalde Will haar uit haar droom. "We willen gewoon geen last meer hebben van jullie in de toekomst. Het is voor jou ook beter, want je bent straks helemaal alleen." "Met z'n twee," verbeterde Sarah hem. "Ik ga even met Sander overleggen," besloot ze uiteindelijk, en ze rende terug naar de beschutting van het bos. Arnaut keek haar na. "Oftewel staat ze hier straks terug," zei hij, "oftewel hebben zij en haar broer drie uur voorsprong tegen de tijd dat het tot ons doordringt wat ze hebben gekozen."
Het overleg nam niet veel tijd in beslag. Sarah wist dat Sander het een goed idee vond, al was ze er zelf tegen. Ze kenden elkaars argumenten. "We zorgen dat we samenblijven, en bij de eerste de beste gelegenheid kunnen we er vandoor gaan," redeneerde hij, "en we zijn dichter bij onze vader om hem de kans te geven te ontsnappen. Ze praatten enkel over leerling worden. Na de opleiding nemen we de benen als twee gevaarlijke en getallenteerde mensen. Pa zei toch zelf dat we nooit een gelegenheid om te leren mochten laten liggen." "En dat weten zij ook. Wie zegt ons dat ze ons niet meteen gevangen nemen, net als onze vader?" "Niemand zegt dat," beesloot Sander, "maar als we weglopen, dan vinden ze ons. Net als die keer toen we klein waren en vluchten voor vader met zijn trainingen. Hij vond ons, en die andere jagers hebben bewezen dat ze beter zijn dan hem." Sarah knikte. "Goed dan, we zullen maar het beste hopen", en ze stond recht, de discussie was afgelopen.
Will zag als eerste de beweging tussen de bladeren. "Ze besparen ons zo te zien een hoop moeite," zei hij. De tweeling kwam uit de struiken tevoorschijn. Bij de rand van het bos aarzelden ze even, want blijkbaar vonden ze het maar niets over open terein te wandelen. Toen besloten ze toch maar verder te gaan. Ze liepen tot bij hun groep, maar zeiden niets. Will zag dat ze op hun hoedde waren en uiterst gespannen stoden. Will spande zijn spieren, want die twee zagen er best wel strijdvaardig uit. "We nemen jullie voorstel aan," zei Sarah luid en duidelijk, maar in afwachting van wat er zou komen bleef ze gespannen. Gilan zette een stap naar voor. Hij was van mening dat het meisje dat hem had geholpen wel meer vertrouwen in hem zou hebben. "Oké, geef jullie wapens maar af," zei hij kalm, maar de tweeling bewoog niet. "Dat hadden we niet afgesproken," merkte Sander op, "als wij jullie vertrouwen en naar hier komen, moeten jullie ons toch ook een beetje vertrouwen." Gilan keek naar Halt om om hulp te vragen. Die dacht even na en knikte toen. "We kijken wel uit, en bij de eerste aanleiding kunnen we ze nog steeds afpakken," zei hij, maar wel zo zacht dat de tweeling er niets van hoorden. De vijandschap nam wat af, en de twee nieuwe leerlingen floten om hun paard te laten komen. "Zo, dan gaan we maar," stelde Sarah opgewekt voor. "Jullie bijeenkomst is toch al over drie dagen, of vergis ik me?" Ze sprong opgewekt op Appel, alsof er niets aan de hand was. "Kom op, oude pattattenzakken die jullie zijn, we kunnen voor het donker nog een heel eind komen. Ten minste als jullie niet bang zijn van het donker, want naar het schijnt zitten hier weerwolven," vulde Sander zijn zus aan, waarop Sarah een bijna volmaakte huil liet horen. Will schudde zijn hoofd. Zo net zaten ze nog enorm in de problemen, en nu deden ze alsof er ondanks het wederzijdse wantrouwen niets aan de hand was. Hij klom op Trek en besloot voorop te rijden. Maar bij elke stap van zijn paard bedacht hij hoe de toekomstige leeraar van een van die twee af moest zien. Hij was zelf nog lang niet aan een leerling toe, besloot hij.
Er zijn nog geen reacties.