Hoofdstuk 28
Gilan zag in de verte het dorpje opdoemen. Het zag eruit alsof er maar één herberg stond, dus hij zou meteen weten of het meisje de waarheid had verteld. Hij moest wel op zijn hoedde zijn, want het kon natuurlijk altijd een valstrik zijn. Nu was het alles of niets, besloot hij, want hett kon niet lang meer duren voor Will hem had teruggevonden en Halt zou hem geen tweede keer helpen. Arnaut zat waarschijnlijk ook al weer op zijn paard. Hij verwachte dat hij vanaf de volgende dag niet meer veilig kon zijn. Hij had één avond om het op te lossen. Hij liet Bles stoppen voor de herberg, maar liet het zadel vast zitten. Als het klopte wat Sandra hem verteld had, moest hij enkel een dronken ex-jager met een bierbuik verslaan en hem daarna als bewijs naar Will brengen. Hij trok de deur open en liep langzaam naar binnen. Op het eerste zicht zaten er geen verdachte personen, maar toen viel zijn oog op een schaduw in de hoek. Hij trok de deur achter zich dicht en liep in dz richting van het tafeltje. De donkere vlek stond op en Gilan zag hoe het haardvuur op een mes weerkaatst werd. "Jij bent dus die Gilan," zei de man zachtjes. "Ik verwachtte je al. Al van het moment dat mijn zonen waren verdwenen." Gilan zette behoedzaam een stap dichterbij. "Van je zonen weet ik niets, maar ik heb wel je dochter gevonden. Sandra heeft me verteld waar je uithing." Steven zond een geforceerde glimlach. "Mijn dochter Sandra, hè? Ze kan het ook nooit laten iemand beet te nemen. Vriend of vijand. Ik was al een tijdje bang dat die twee leerlingen me zouden verraden." Hij liet even een pauze. "Maar wanneer ze jouw lijk zien, komen ze terug, want ze begrijpen waarom ik het doe. Ze willen het voorkomen, maar ze haten me niet. Als ze zien dat ik toch mijn wraak op Halt heb gehad, kunnen ze er toch niets meer aan doen, dus hebben ze geen reden om niet terug te komen om me te helpen met Crowley." Gilan trok zijn zwaard. "Dan zul je me eerst moeten vermoorden," zei hij, en hij viel aan. Het gevegt ging er fel aan toe. In al die jaren waren Stevens reflexen nauwelijks afgenomen. Hij was met het zwaard dan wel geen kampioen, maar hij had dan ook bewust voor zijn messen gekozen. Helaas had dat niet veel geholpen. Gilan was hoe dan ook beter. Steven had zoiets wel verwacht en had daarom zijn voorzorgsmaatregelen genomen. Terwijl Gilan zo gefocust was op de messen van zijn tegenstander, kwam er een enorme vuist van achter die hem met een imense kracht tegen de grond sloeg. Nog voor hij de grond raakte was hij bewusteloos. Steven gaf een paar muntstukken aan de man die het gevecht voor hem beëindigd had. "Goed gedaan, Karel, maar waarom heb je hem niet meteen neergestoken, zoals ik gevraagd had." Karel liet het geld snel in zijn zak glijden. "Ik ben geen huurmoordenaar, als je dat soms dacht. Ik raad je aan het op een plekwaar wat minder mensen zijn af te maken." raade hij Steven fluisterend aan. Steven legde vloekend het bewusteloze lichaam over zijjn schouder en nam hem mee naar buiten. Hij wist dat hij er moeite mee zou hebben om zomaar iemand te vermoorden. Midden is een gevecht was dat anders, natuurlijk, maar zomaar... Hij zwierde Gilan over zijn paard een reed naar de brug. Als de Jager nog steeds bewusteloos zou zijn als ze aankwamen, kon hij hem zomaar naar beneden kieperen. Hij zou vanzelf dan wel verdrinken.
Gilan opende langzaam een oog. Hij schatte meteen de situatie in. Hij lag oven een paardenrug en zag onderzich de weg passeren. Hij probeerde zijn hoofdpijn aan de kant te zetten om helder te denken. Hij wist niet meer wat er gebeurt was.Waarschijnlijk had Will hem gevonden, schoot er door zijn hoofd. Het sloffen van de hoeven veranderde in een hol geklop toen ze op een houten ondergrond kwamen. Waarschijnlijk een brug. Toen schoot er iets door zijn hoofd. Het paard onder hem was bruin. Niet het bruin van Schopper, en al helemaal niet zoals Abelard of trek. Hij nam vliegensvlug een besluit en liet zich op de grond glijden. Hij probeerde weer op te staan, maar het lukte niet. Een man sprong van het paard op de brug. Hij herende die kop van ergens, maar van waar? De man raapte hem op en sleurde hem naar de rand van de brug. Gilan verzette zich uit alle macht. Als hij nu in het water gegooid zou worden, vooral in wild water, zoals beneden hem, zou hij verdrinken en een gemakkelijk doelwit zijn voor de boog die de man over zijn schouder had hangen. Hij zag nu pas de wapens voor het eerst, en de mantel... Paniekerig vroeg hij zich af of er nog meer Grijze Jagers achter hem aan zaten. Will en Halt hadden hem misschien gevonden omdat zij de beste waren, maar misschien zat het hele korps nu achter hen aan. Plots liet de ijzeren greep hem los. De man keek angstig naar een vlek in de verte. Toen sprong hij zomaar over de reling. Gilan knipperde met zijn ogen om scherper te zien. Zijn blik was nog altijd een beetje wazig. Het was een Grijze Jager, zag hij nu. De man die was gesprongen, was buiten het bereik van de boog gevlucht door naar beneden te springen. Toen herkende hij de vlek. Het was Halt, die vloekend in volle vaart de brug op reed. Het eerste ogenblik was Gilan opgelucht, maar toen herrinerde hij zich dat Halt hem duidelijk had gemaakt dat hij hem maar één keer zou helpen. Hij kon niet meer helder nadenken en begreep niets meer van de situatie. Hij begon dus maar te rennen.
Halt zag Bles staan voor de herberg. Hij deed de deur open en ging naar binnen. Er was niemand, als je twintig boeren onder niemand rekent. Er was geen Gilan te bekennen. Hij zag dat alle gesprekken, toen hij de deur had opengetrokken, stil waren gevallen. Hij liep naar de waard en vroeg of hier toevallig een andere Grijze Jager had gezien. De man werd bleek en schudde heftig van nee. Er was hier absoluut nog nooit één Jager over de drempel gekomen. Halt fronste zijn wenkbrouwen en de herbergier wist dat de Jager wist dat hij loog. Toch praatte hij er liever niet over. Halt begon al tee vrezen dat hij niets te weten zou komen, toen een klein stemmetje zijn aandacht trok. Een kind van een jaar of acht dat hij helemaal niet had opgemerkt, kwam uit de schaduwen tevoorschijn. "Niet één, meneer," zei het meisje, "wel drie." Halt vermoedde dat ze de dochter van de herbergier was. Hij boog zich naar haar toe. "Vertel me er dan maar over", zei hij, terwijl hij de herbergier gebaarde dat hij haar moest laten doen. "Over alle drie."
"Wel, eerst was er een humeurige vent met zijn leerling," zei ze. "Hij was allesinds niet de echte Jager van Noordam. Hij was veel kleiner en opvliegender dan Gilan, maar zijn leerling was wel vriendelijk. Ze deed alsof ze een jongen was en heeft me geleerd dat je ongezien kan blijven door helemaal niets te doen." Halt begreep nu waarom hij haar eerst niet had zien staan. Ze had er duidelijk talent voor. "Ik ga later ook doen alsof ik een jongen ben," zei ze, "dan kan ik ook jagersleerling worden." Plots begreep Halt dat dit wel eens die leerling kon zijn die Gilan op het oog had. Alleen zou het nog hééééél lang duren voor ze leerling kon worden. "En de derde Jager?" vroeg Halt, hopend wat meer duidelijkheid te krijgen. "Dat was wel onze Jager. Hij probeerde de man aan te vallen, maar toen heeft die daar hem neergeklopt." Ze wees naar een reuzachtige man, die naar de deur sloop. "En waar is Gilan nu?" vroeg Halt ongerust." Het meisje haalde haar schouders op. "De eerste Jager heeft hem meegenomen," zei ze. Halt wist dat er geen tijd te verliezen was. Hij bedankte het meisje en stormde naar buiten. Hij sprong op Abelard en greep de teugels van Bles vast. Het slimme dier liep een eindje voor hen uit en wees zo de weg naar Gilan, omdat hij begreep dat Halt wel eens de redding zou kunnen zijn.
Toen Halt in de brug bereikte, was een vage schim aan het proberen een andere vage schim naar beneden te duwen. Door de twee mantels was het taffereel moeilijk te volgen. Halt greep zijn boog en richtte zijn pijl op de aanvaller. Hij kende die man van ergens, maar hij kon hem niet duidelijk plaatsen. "Laat hem los," schreeuwde hij, en de man liet Gilan onmiddellijk vallen. Toen deed hij wat Halt het minst van al verwacht had. Hij liet zichzelf over de reling glijden. Met een plons was hij buiten Halts gezichtsveld. Gilan stond in de grootste verwarring op, bemerkte Halt. Hij keek even om zich heen en begon toen te rennen. Na enkele passen struikelde en belande hij als een zielig hoopje op de grond. Halt gallopeerde de brug op. Hij zag dat Gilan een grote buil en een reusachtige blauwe plek in zijn gezicht had. "Blijf hier," zei hij, en hij reed verder om de aanvaller aan de kant van de rivier, die hij bijna had bereikt, op te wachten. Toen de man zichzelf uitgeput op het droge trok, stapte hij met zijn boog in de aanslag uit de struiken. Nu pas wist hij wie hij voor zich had. "Zo, Steven, dat is lang geleden," zei hij.
Er zijn nog geen reacties.