Hoofdstuk 26
Langzaam werd Sander wakker. Hij had vreselijke hoofdpijn en had het gevoel dat er iets was misgelopen. Hij schoot overeind toen hij besefte wat dat kon betekenen. Er moest iets met Sarah gebeurd zijn op het moment dat hij rustig had liggen slapen. Hij taste naar de pijnlijke plek op zijn hoofd, maar voelde niets. Het gebeurde wel vaker dat hij dezelfde pijn als zijn zus voelde, dus besloot hij dat er iets vreselijk was misgelopen. Toen hij uit bed stapte voelde hij ook nog eens een pijnlijke wonde in zijn been en hij zakte kreunend in elkaar. Zijn vader zag het. "Wat nu, jongen? Ben je gewond? Laat me even kijken." De man boog zich naar Sanders been toe. "En je hebt niet eens een schrammetje! Aansteller!" Sander keek schuldbewust naar de grond. "Sorry, vader, ik zal nog wat gaan oefenen. En hij liep naar buiten. Zijn vader keek hem verbaasd achterna, want die jongen was nooit zo ijverig. Toen haalde hij zijn schouders op en legde een verband met de puberteit.
Sander ging natuurlijk helemaal niet oefenen. Hij sprong op Graver en reed op zijn gevoel een richting uit. Iets in hem vertelde hem waar hij zijn zus kon vinden en hij zou haar vinden ook. Hij spoorde Graver aan nog sneller te gaan en begon ondertussen te tellen hoeveel dingen er mis gegaan konden zijn. Het waren er veel.
Sarah nam verward de kop koffie aan die Will in haar handen duwde. "Drink maar op," zei hij, "en daarna kan je me eindelijk vertellen waar Gilan uithangt." Sarah haalde haar schouders op. "Ik heb je toch al gezegd dat hij helemaal geen leerling heeft. Ik lust trouwens geen koffie, kan ik geen thee krijgen?" "Nee, dat heb ik niet, en ik vind het heel mooi dat je je voor hem opoffert, maar hij is het niet waard. Dat wordt alleen al bewezen door het feit dat hij je aanbod aannam en jou niet in zijn plaats liet vluchten. En je complot theorie over die wraak op Halt, kan je die nog ongeloofwaardiger maken? Ik begrijp dat je hem probeert te beschermen, maar het heeft geen enkele zin." Sarah zei niets meer, het zou toch niets helpen. "Kijk," zei Will, "wat ik wel geloof is dat jij hier niets mee te maken hebt." "En waarom laat je me dan niet gaan?" vroeg Sarah. "Omdat je hem dan gaat helpen, ik ben ook niet gek hoor." Zo bleven ze er de hele dag zitten en Will, die zag hoe moe ze was, liet haar een paar uur slapen zodat ze daarna misschien van gedachte zou veranderen. Toen ze tegen de middag weer wakker werd, was er echter nog niets veranderd en Will besloot haar gewoon mee te nemen, omdat hij niets beters kon verzinnen. Ze stonden op het punt om te vertrekken toen er weer een schim uit de struiken kwam.
Sander stapte naar voren, tot het uiterste gespannen toen hij besefte dat hij het voor de eerste keer tegen een echte Grijze Jager moest opnemen. Maar ja, dacht hij, van die afstand liep hij waarschijnlijk niet zo veel gevaar. "Jij daar," riep hij, "laat mijn zus los." Will draaide zich als door een adder gebeten om en greep zijn boog. Het volgende moment werd hij echter met een schok naar achteren getrokken toen een pijl zich in zijn pijlenkoker boorde. Sander had al een tweede pijl klaarliggen. "Stuur haar gewoon naar mij en dan gaan we weg." Will was even in de war en keek snel van Sarah naar de schim een eindje verderop. "En wie mag jij dan wel wezen?" vroeg hij, "Sandra's tweelingzus?" Sander, die nooit graag wilde toegeven dat hij iets weg had van een meisje, gromde gefrustreerd. "Ik ben haar broer," riep hij verontwaardigd uit. "Haar grote broer, en ik kom nu mijn kleine zusje ophalen dat zich zo te zien behoorlijk in de nesten heeft gewerkt." Eigenlijk wist Sander niet wie van hen de oudste was, omdat hun vader beweerde hen bij de geboorte niet uit elkaar te kunnen houden, maar hij besloot voor de gelegenheid weer eens de oudste te worden. Will, die zo snel geen uitweg voor de situatie wist, stuurde Sarah maar naar haar broer. Het volgende momentje greep hij echter de kap van haar mantel weer vast en trok hij haar naar zich toe, want hij zag hoe een hand de boog uit Sanders handen had gerukt. Zodra hij zag hoe de jongen zo snel hij kon naar zijn zwaard greep, moest hij niet eens kijken om te zien dat het Arnaut was die zonder al te veel lawaai te maken de jongen blijkbaar van achter had beslopen. Sarah greep naar haar messen en ging een gevecht aan met Will, dat niet te veel tijd in beslag nam. Het gekletter van ijzer schalde tussen de bomen en Will vroeg zich enkel af wie van de twee het eerste verslagen zou zijn. Het werd Sander.
Sander trok vastberaden zijn zwaard. Hij was geen geweldige zwaardvechter, maar toch. Hij won zo nu en dan eens van Sarah en regelmatig was hij ook zijn vader de baas. Hij vond van zichzelf dat hij net iets beter dan de gemiddelde zwaardvechter was, aangezien zijn vader in alles altijd het beste was geweest en wie die man af en toe versloeg, moest wel goed kunnen vechten. Hij had er nooit aan gedacht dat zijn vader zijn zwaardlessen had gekregen bij een groepje rovers, en dat het niveau daar niet al te hoog lag. Hij herzag zijn mening dan ook meteen toen hij de eerste slag van Arnaut opving. Zijn arm tintelde en zijn vingers werden gevoelloos. Maar tijd om daar bij stil te staan kreeg hij niet toen de volgende klap op zijn gebrekkige verdediging neerkwam en hij werd al snel achteruit gedwongen. Bij alles wat hij ooit over vechten had geleerd, had hij nooit gehoord dat de regen van slagen die nu op hem afkwam mogelijk was. Het duurde ook niet lang of hij voelde hoe het zwaard van zijn tegenstander zich in zijn been zette en hij struikelde verschrikt achteruit, terwijl hij bedacht dat dit de eerste keer was dat hij gewond raakte. Met de volgende slag belande de platte kant van Arnauts zwaard op zijn hand terecht waardoor hij zijn eigen wapen moest loslaten. In een wanhopige poging trok hij zijn messen en tot zijn grote verbazing besefte hij dat het nu iets beter ging. Sander had veel vaker en harder met zijn messen geoefend, omdat die tot de echte wapens van een Grijze Jager behoorden. Hij ving slag na slag op en als Arnaut deze vorm van verdediging nog niet zou kennen, dan zou de jongen het misschien vijf minuten langer hebben uitgehouden. Helaas voor hem kende Arnaut die truck maar al te goed en een halve minuut later lag hij op de grond.
Het gevecht dat Will en Sarah voerden was daarentegen een stuk minder eenzijdig. Sarah ging voortdurend in de aanval met de meest creatieve technieken die ze terplaatse bedacht. Will kon ze weliswaar telkens afslaan, maar zo nu en dan werd hij wel flink verast. Uiteindelijk vond de Jager dat het lang genoeg geduurd had en hij liet het meisje over zijn been struikelen. Sarah, die nog voor ze de grond raakte wist dat ze verloren had, bromde zachtjes: "Dat was mijn truck," maar Will luisterde niet. Hij zag dat Arnaut een eindje verderop de jongen stevig vastbond. Will besloot hetzelfde te doen met Sarah en even later zaten ze naast elkaar in het gras. "Die jongens zijn best wel goed met hun messen," merkte Arnaut op. Will trok een wenkbauw op. "Jongens?" vroeg hij, "je ziet toch duidelijk dat ze zich enkel als jongens proberen voor te doen. Misschien moeten we de jongedames eens vragen waar ze denken dat ze mee bezig zijn." Ondanks de situatie verscheen er een grijns van oor tot oor op het gezicht van Sarah, die niet alleen blij was dat er toch nog iemand geloofde dat ze een jongen was, maar vooral haar broer uitlachte. "Ja, zusje," zei ze, "wat kwam je hier eigenlijk doen? Ik had net het medelijden van die Jager hier. Hij heeft me zelfs verteld dat ik een nieuwe meester kon krijgen als ik Gilan kwijt ben." Sander keek zijn zus kwaad aan. "Maar ik ben een jongen," zei hij wanhopig. "En ik trouwens ook," lachte Sarah, maar Will had al door wat er aan de hand was en trok hun kappen naar achteren. Hij bestudeerde de twee even en begreep toen hoe de vork in de steel zat. "En hoe heet je broer?" vroeg hij streng. "Ze heet Sarah, meneer," zei Sarah, die er de humor wel van inzag. Will richtte zich tot de jongen. "En hoe heet je nu echt?" vroeg hij kwaad. "Sander, meneer," zei Sander. Wil keek de twee boos aan. "Sander en Sandra, een tweeling? Heeft jullie vader jullie echt zo genoemd?" "Nee, meneer," was Sarah haar broer voor, omdat ze hoorde dat hij de waarheid ging vertellen, en ze wilde dit gesprek nog eventjes rekken. "Onze moeder heeft ons zo genoemd." Will, die het grondig beu was, werd nog kwader. "Is jullie moeder dan echt zo stom om jullie bijna dezelfde naam te geven?" barste hij los. "Ho, meneer, geen kwaad woord over de doden," riep Sander, blij dat hij eindelijk niet meer als meisje werd gezien. Hij hield net als zijn zus van deze idiote conversaties. Sarah deed, om er nog een schepje bovenop te doen, alsof ze begon te wenen. "Zien jullie nu wat jullie doen?" riep Sander, die zijn zus haarfijn aanvoelde, "Ze is er nog steeds niet overheen. Kijk, ze weent. Rustig maar Steven." Hij deed alsof hij zijn zus, nu plots "Steven" genaamd, probeerde te troosten. "Dank je Stefanie," snikte ze tegen haar broer.
Plots viel Sanders oog op het bloed dat uit Sarahs been naar beneden liep. "Je been.." begon hij. "Het doet geen pijn, hoor," zei Sarah, "de pijl is er gewoon langs geschuurd. Ik ben alleen een beetje vel kwijt." "Hoeveel pijn het doet weet ik al," zei Sander, "maar bekijk dit eens." Hij liet de wonde in zijn eigen been zien, die op bijna dezelfde plaats zat. "Toeval," besloot Sarah, "en als het een litteken word, lijken we alleen nog meer op elkaar." Sander knikte. Ze waren al vaak eigenaardige dingen tegen gekomen, en het gemakkelijkste was om er niet over na te denken.
"Ik denk trouwens dat jouw wonde veel meer litteken gaat worden dan die van mij, hij zit vol vuiligheid." Ze wende zich tot Will, die verhalen met Arnaut was aan het wisselen. "Hé, jager, mijn broer is dodelijk gewond! Kan je hem verzorgen?" Will begon zuchtend de wonde uit te kuisen. "Net twee kleine kinderen," mompelde hij, "ze kunnen ook nooit iets zelf doen." Toen hij weer rechtstond, was het Sarahs beurt om zielig te doen. "Er is ook iets raars met mijn been," zei ze, waarna haar gezicht veranderde in een grijns. "Hij doet pijn." Will rolde met zijn ogen en ging weer naar Arnaut, die een vuurtje begon te maken, want het werd intussen alweer avond. De twee mannen deden hun best dat stelletje giechelende kleuters te negeren. Sarah had toch niets extra vertelt, behalve dan dat haar broer een "klein detail" was dat ze over het hoofd had gezien. Daarna was de tweeling weer ijverig beginnen kibbelen. Alleen toen Sander vroeg of hij een kop koffie mocht, omdat zijn zus er ook een had gekregen, kwam hij even in de verleiding die kop koffie over de jongen uit te kappen. Hij bleef toch zitten, want het zou zonde zijn van de koffie en ergens vroeg hij zich ook af hoe de twee zo vrolijk konden blijven. En nog meer hoe Sander dat wist van die kop koffie.
Er zijn nog geen reacties.