Hoofdstuk 23
Het was al laat in de avond toen Arnaut in de verte rook zag hangen. Hij keek aandachtig rond. Het leek er op dat iemand in de buurt een vuurtje had gestookt en hij hoopte dat hij wist wie die iemand was. Hij keek naar de rook die langzaam omhoog steeg en bedacht dat het vuur ongeveer dertig meter van de weg vandaan moest zijn. Even dacht hij na, maar toen besloot Arnaut dat hij er maar meteen recht op af moest gaan, dan zou hij meteen wel weten of het Gilan was die daar zat. Hij besloot maar voor een verassingsaanval te gaan, want hij zou nooit onopgemerkt dichterbij kunnen sluipen en om zijn zwaard te kunnen gebruiken moest hij dicht genoeg in de buurt zien te komen. Hij gaf schopper de sporen en stormde in volle galop de weg af.
Zijn vermoeden werd bevestigd toen hij een paard waarschuwend hoorde hinniken en het volgende moment kreeg hij het vuur in het oog. Een vage gestalte draaide zich vliegensvlug om. Arnaut gaf Gilan de tijd niet om zijn boog te grijpen, want hij sprong onmiddellijk met getrokken zwaard van zijn paard. In een halve seconde had Gilan zijn eigen zwaard ook uit de schede getrokken en enkele tellen keken ze elkaar gespannen aan. "Dit is allemaal nergens voor nodig, Gilan," probeerde Arnaut. "Je kan je ook gewoon overgeven." Gilan lachte zonder enige vrolijkheid in zijn stem. "Ja, dat zal ik zeker doen, zodat ik geen enkele kans meer maak. Wat een goed idee." Arnaut schuifelde ongemakkelijk heen en weer. "Jij kan je trouwens ook nog altijd overgeven," stelde Gilan voor, al wist hij dat Arnaut nog liever gewond zou raken. "Als ik naar hier kwam om het zomaar op te geven, dan stond ik hier nu waarschijnlijk niet met getrokken zwaard. Als we echt moeten vechten, dan moet het maar." Nog terwijl hij aan het spreken was, ving hij handig een eerste uitval van Gilan op, die gebruik probeerde te maken van Arnauts onoplettendheid. "Goed geprobeerd," gromde hij terwijl hij zelf ook in de aanval ging. "Jammer dat ik hem al een uur van te voren had zien aankomen."
Het gekletter van zwaarden echode over de hele streek, die 's nachts doodstil was. De twee zwaardvechters waren allebei goed getraind, en het lukte geen van beiden door de verdediging van de ander heen te breken. Alsof ik tegen een muur ben aan het slaan, dacht Arnaut, zonder te beseffen dat Gilan op dat moment precies hetzelfde dacht. Arnauts tijdsbesef was langzaam uitgevallen, maar ondertussen was het volledig donker. Ze stonden zeker al een half uur te vechten, en nog steeds was de strijd niet beslist. Elke keer dat hij een slag opving schoot er een pijnscheut door zijn arm en eigenlijk wou hij niets liever dan zich uitgeput op de grond te laten vallen. In operste concentratie pareerde hij slag na slag van een eindeloze reeks aanvallen. Hij probeerde zelf ook een paar steken naar Gilan, maar de Jager ving ze ogenschijnlijk met het grootste gemak op. Arnaut begon zich langzaam maar zeker meer af te vragen of die Jager dan nooit moe werd. Gilan stelde zichzelf precies dezelfde vraag. Arnaut had een vastberaden gezichtsuitdrukking en het was ontmoedigend dat zijn slagen nog altijd even krachtig waren en zijn bewegingen nog even soepel en snel. Alleen de zweetdruppels op zijn hoofd verraadden dat hij al een hele tijd had staan vechten. Ze vroegen zich allebei af wie het eerste zijn kracht opgebruikt zou hebben of een fout zou maken. Ze beseften dat het onmogelijk nog veel langer kon duren voor het zover zou zijn.
Enkele minuten later werd die fout ook gemaakt, toen Gilan woest naar voor sprong, met zijn zwaard alle kanten op hakkend, in de hoop het gevecht eindelijk te kunnen beëindigen. Arnaut, die door de jaren heen alle mogelijke aanvallen door en door kende en wist hoe hij ze moest afslaan, zette een kleine stap achteruit om ruimte te maken. Hij wou Gilan niet te dicht bij laten komen. Terwijl hij met zijn zwaard een klap opving, voelde hoe hij met zijn voet iets glibberigs raakte. Door de kracht die achter de slag zat moest hij zijn gewicht van been verplaatsen om zijn evenwicht te bewaren. Een halve seconde later voelde hij hoe zijn voet weg glibberde en hij kwam languit op het gras terecht. Hij negeerde de pijn van de val en probeerde terug overeind te springen, maar zelfs de onhandigste keukenmeid zou deze kans niet hebben laten gaan. Nog voor hij iets kon doen, stond Gilan voor hem en Arnaut zag hoe het zwaard naar zijn keel toekwam. Hij deed een vreemde, krachteloze poging om het weg te slaan met zijn eigen zwaard, maar die mislukte vreselijk. Hij sloeg zijn linkerarm beschermend voor zijn hoofd, maar voelde hoe een scherpe punt zijn keel raakte. "Gilan, nee," fluisterde hij in doodsangst, maar toen besefte hij dat het zwaard niet verder naar beneden kwam. Langzaam opende hij zijn ogen. "Je zwaard," zei Gilan. Arnaut keek verbaast op. "Laat je zwaard los," verduidelijkte de Jager zich, en nu pas besefte Arnaut hoe hard zijn hand nog steeds om zijn wapen geklemd zat. Snel liet hij het ding los en Gilan trapte het buiten zijn bereik. De Jager trok hem recht terwijl hij naar Arnaut glimlachte. Alle vijandigheid was plots uit zijn ogen verdwenen. "Schopper heeft je wel mooi liggen gehad," merkte hij op. "Letterlijk dan." Arnaut, in complete verwarring omdat hij blijkbaar toch niet doodgestoken zou worden en ondanks zijn vermoeidheid zonder een schrammetje uit de strijd was gekomen, kon alleen maar een verwarde "Huh?" uitbrengen. "Waar je op uitgegleden bent," verduidelijkte Gilan zichzelf, "dat was van schopper afkomstig." Nu pas drong het tot Arnaut door wat de Jager bedoelde en hij begon snel met zijn schoen over het gras te vegen. Die plas modder, waar hij dacht in gestapt te zijn, was inderdaad wel héél zacht geweest en had, nu hij beter rook, ook een verdachte geur. Wat nog erger was, vond hij, was dat hij op een stomme manier zoals die verslagen was.
Gilan pakte rustig Arnauts zwaard op, en liet Arnaut terwijl los. Even vroeg hij zich af of hij zou proberen om de Jager met zijn laatste kracht neer te slaan, zodat hij hem alsnog gevangen zou kunnen nemen. Hij besloot het toch maar niet te doen, want dat zou juist de handelswijze van een verrader zijn. Maar weglopen als Gilan niet oplette, daar was niets oneerlijks aan, vond hij, dus begon hij zijn kansen te wegen. "Dat zou ik maar niet proberen," zei Gilan kalm. "Ik zie je wel denken en ik vertel je dit: nog voor je halverwege de weg naar Schopper bent, lig je al op de grond met een pijl door je been." Arnaut slikte zenuwachtig bij dit vooruitzicht en besloot om toch maar niets te proberen. "Heb je al gegeten?" vroeg Gilan plots, terwijl hij Schopper aan een boom vastbond. Arnaut was even verast door die vraag, want hij had niet verwacht dat Gilan nu plots zo gastvrij zou zijn. "Waarschijnlijk niet," concludeerde die daaruit. "Je moet wel de hele dag hebben doorgereden om mij zo snel al in te halen." Gilan wees Arnaut op een plaatsje bij het vuur en hij ging zenuwachtig zitten. Hij vertrouwde het niet helemaal, maar merkte toen dat Gilan hem op een heel tactische plaats liet zitten. Het vuur stond recht tegenover hem en zijn paard, waardoor hij verblind werd door de vlammen als hij naar het dier keek, en bovendien zou hij ook eerst om het vuur heen moeten rennen. Dat was geen al te best idee als je bedacht dat er een Grijze Jager met vlijmscherpe pijlen klaar stond om naar zijn boog te grijpen. Uiteindelijk besloot Arnaut dat het voor zijn eigen gezondheid maar het beste zou zijn om geen ontsnappingspoging te wagen en toen Gilan hem een bord eten aanbood, begon hij gulzig te eten. Gilan nam zelf ook een bord, dus hij was waarschijnlijk nog aan het koken geweest toen hij werd aangevallen. Arnaut bedacht dat Halt het helemaal niet leuk zou vinden om te horen dat zijn leerling tijdens een vlucht de tijd had genomen om op zijn gemak te koken. Eigenlijk voelde hij zich wel schuldig over de manier waarop ze Gilan ruwweg hadden vastgebonden en hem nauwelijks iets te eten hadden gegeven. Gilan at snel door, en Arnaut voelde hoe de blik van de Jager voortdurend op hem gericht bleef.
Uiteindelijk stelde Gilan een vraag. "Will en Halt, weet jij waar die ergens zitten?" vroeg hij, alsof ze elk moment achter hem konden opduiken. "Jullie waren de vorige keer samen, en als jullie hier met drie zouden zijn, dan zou ik al lang niet meer rustig aan het eten zijn. Tenzij dit natuurlijk een plannetje van Will is, want met hem weet je nooit." Arnaut, die zich realiseerde dat Will het inderdaad over een plan had gehad, besloot dat het beter was te zwijgen. "We hebben ons opgesplitst om je zo sneller te kunnen vinden," verklaarde hij simpelweg. Gilan, die daar de logica wal van inzag, vroeg niet verder en er viel een lange stilte. "Je hebt goed gevochten trouwens," zei Gilan plots, meer om iets te zeggen dan om het er echt over te hebben. "Ik denk niet dat ik het nog lang had uitgehouden als jij dat ongelukje niet had gehad." Arnaut keek verbaasd op, zoals altijd onderschatte hij zijn eigen talenten. "Hoezo?" vroeg hij, "ik dacht dat ik bijna in elkaar zou zakken," riep hij uit, nijdig op zichzelf dat hij het gevecht niet net iets langer had laten duren. Gilan knikte. "Het is een belangrijke eigenschap om niet te tonen dat je moe bent, anders geef je je tegenstander maar zelfvertrouwen." Arnaut was het er mee eens en weer werd het stil rond het vuur. Arnaut zag wel dat Gilan ergens mee zat, en hij vermoedde dat hij wel wist wat het probleem was. "Wat ga je nu met me doen?" vroeg hij. Gilan keek hem niet aan. "Dat zie je nog wel," antwoorde hij zonder iets in zijn stem te verraden. Arnaut, die doorhad dat de Jager het zelf ook nog niet wist, zei niets meer. Hij zou nog wel zien. Een kwartiertje later merkte hij dat er een grijns op Gilans gezicht verscheen. "Jij ruimt het kamp op," zei hij, "zodat ik je ondertussen in de gaten kan houden. Ik denk dat ik wel een ideetje heb van wat ik met jou moet aanvangen." Arnaut keek naar de onheilspellende grijns. "O jee," mompelde hij, "ik denk niet dat ik er blij mee ga zijn."
Er zijn nog geen reacties.