Hoofdstuk 19
Will werd wakker van een gebonk in de verte. Hij probeerde langzaam overeind te krabbelen, maar hij werd door een hand tegengehouden. Plots realiseerde hij zich dat het gebonk vanuit zijn eigen hoofd afkomstig was, en hij tastte verdwaasd naar de plek die zoveel pijn deed. Hij voelde een flinke buil. Hoe kwam hij daar ook al weer aan? Voorzichtig opende hij zijn ogen en hij werd verblind door het felle licht van buiten. Het was blijkbaar al ochtend. Zodra hij een beetje aan het daglicht gewend was geraakt, schoten zijn ogen de plaats waar ze overnacht hadden rond. Halt en Arnaut stonden bezorgd over hem heen gebogen, verder lagen er enkel de verkoolde resten van het kampvuur en een eindje verderop graasden de paarden. Er ontbrak iets, maar wat het was, kon hij zo snel niet bedenken. Uit alle macht probeerde hij zich de vorige avond te herinneren. Hij was wakker geworden door... hij wist niet meer door wat, een voorgevoel ofzo. Ja, en toen had hij om zich heen gekeken, en hij zag een gedaante naar zijn paard sluipen. "Gilan," kreunde hij zachtjes, en hij probeerde meteen weer recht te springen om de achtervolging in te zetten. Halt drukte hem voorzichtig weer op de grond. "Rust eerst even uit," zei de Jager kalm, "hij heeft flink doorgeslagen." Will ging weer liggen, maar bedacht toen dat er iets helemaal niet klopte. Hij had onmiddellijk zijn boog genomen en hem op Gilan gericht, die niets terug kon doen en bovendien veel te ver weg stond om hem neer te slaan. Er was maar één mogelijkheid over. Hoewel Halt hem nog even wou laten liggen, duwde hij hem van zich af, en begon hij wankel het gras rond hem af te tasten. Hij had ook niet verwacht om iets te vinden, want hij kon zich niet indenken dat hij zich zou laten verassen als Gilan iets naar zijn hoofd had gesmeten, maar nu hij nergens een steen of ander projectiel voelde liggen, had hij zekerheid. Er klopte iets niet.
Even later was de ergste duizeligheid verdwenen, en werkte hij langzaam zijn ontbijt naar binnen. "Wat is er nu precies gebeurd?" vroeg hij aan Halt. De Jager haalde zijn schouders op. "Ik weet het niet, toen ik vanmorgen wakker werd, lag je daar als een zak aardappelen op de grond. Ik vermoed dat Gilan heeft weten te ontsnappen terwijl jij op wacht stond, waardoor hij jou wel heeft moeten neerslaan, zodat je geen alarm kon slaan." Will knikte, hoewel hij een vaag gevoel had dat er iets niet klopte aan het verhaal. Hij was voor het moment echter te vermoeid om te denken, dus hij nam zichzelf voor dat hij er later op de dag wel achter zou komen. Na tevergeefs naar sporen gezocht te hebben, besloten ze verder naar het oosten te trekken, waar volgens de geruchten al heel wat opschudding was veroorzaakt. Pas toen ze halverwege waren, schoot het Will te binnen wat er mis was. Hij stond helemaal niet op wacht, hij was vanzelf wakker geworden, dus tenzij hij tijdens zijn beurt in slaap was gevallen, had er iemand anders moeten opletten. Hij keek wantrouwig van Arnaut naar Halt. Van zichzelf wist hij dat hij nooit zomaar in slaap zou vallen, en zijn vrienden waren daar ook veel te ervaren voor. Hij hoefde er niet al te lang over na te denken wie hem die buil gelapt kon hebben. Crowley had Halt er niet zonder reden proberen buiten te houden. Hij wierp een venijnige blik op zijn meester, die er hetzelfde als altijd uitzag, en Will wist dat Halt nooit zou toegeven wat hij gedaan had, hij moest dus iets anders verzinnen om te voorkomen dat er twee keer hetzelfde zou gebeuren. Hij zou ervoor moeten zorgen dat Halt zich tijdelijk niet meer met de zaak zou kunnen bemoeien, maar Will vreesde dat zijn meester, als hij beschuldigd werd van Gilan te helpen, zich misschien wel zonder omwegen bij zijn eerste leerling zou aansluiten, en dan was het twee Jagers tegen één. Langzaam begon er een plannetje in zijn hoofd te ontstaan. Halt zou het niet leuk vinden, waarschijnlijk zou hij woedend worden, maar, dacht Will, dat was dan zijn wraak voor de hoofdpijn die zijn meester hem had bezorgd. Met een brede grijns reed hij verder.
Er zijn nog geen reacties.